Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend
[pagina 345]
| |
ven, verjaar- en lijkdichten, haar heldendicht David in 12 boeken, 1768, en haar heldendicht Germanicus, in 16 boeken, 1779, berijmd proza. Zij werd de tweede vrouw van N.S. van Winter, 1768. In haar vaderlandse toneelstukken verheft zij de Nederlandse heldenmoed: Beleg der Stad Leyden, 1774; Jacob Simonsz. de Rijk, 1774. Beide stukken uit Hoofts Historiën. De Rijk, admiraal van Vere, zit in 1574 gevangen op het Gravensteen in Gent en Requesens heeft geen genade voor hem; reeds wordt hij geboeid naar 't schavot gebracht; doch op 't laatste ogenblik wordt hij uitgewisseld tegen Mondragon en wordt aan zijn eis voldaan, dat ook zijn kameraden vrij gelaten worden. Blij eindigend treurspel vol edelmoedigheid. Haar rijmbrieven zijn: Charlotte van Bourbon aan Willem I, Maria de Medicis aan Lodewijk XIII, Louise de Coligny aan Frederik Hendrik enz.; Van Alphen stelde deze ‘Maagdebrieven’ ver boven die van Vondel. Sedert 1783 woonde zij te Leiden en des zomers op het buiten Blijdorp, daar in de buurt. |
|