[Mei]
Mei, het grote natuurgedicht van Herman Gorter: de schoonheid van Mei, die eeuwig zijn wou en toch zo vergankelijk is; 1889. Zij wilde eeuwig zijn door het huwelijk met de god Balder, de ziel der wereld, maar zij wordt afgewezen. Het gedicht is vol van de bekoring van zee en land, water en hemel, van jeugd en schoonheid; maar het weergeven van die bekoring vergt het onmogelijke van de taal. Verdeeld in I. De Aankomst van Mei; II. Mei zoekt, vindt en verliest Balder; III. De Dood van Mei:
Zoo als een bloem van zomerrood in 't gras,
Rode papaver, die nu nederligt,
Zoo lag ze en der zonne laatste licht
Scheen op haar, maakte haar een weinig rood
En goud voor 't laatst - en ging toen met haar dood.