[Mariken van Nieumeghen]
Mariken van Nieumeghen, nicht van een geestelijke, gaat naar Nijmegen voor inkopen. Zij vindt bij haar moei geen onderdak en roept de duivel aan; deze verschijnt als Moenen; zeven jaar lang leven zij in losbandigheid. Dan krijgt ze berouw en Moenen brengt haar naar Nijmegen terug, juist als men het wagenspel van Maskeroen speelt. Zij gaat nu met haar oom naar Rome om vergiffenis, krijgt 3 ijzeren ringen te dragen, tot die afvallen in het klooster te Maastricht. Deze geschiedenis is de inhoud van een mirakelspel, bewaard in een volksboek, vol van taferelen uit het dagelijks leven uit de tijd van hertog Aernout van Gelre en diens strijd met zijn zoon Adolf. Mariekens Moei pleegt zelfmoord bij de verlossing van Aernout uit zijn gevangenis. Het stuk is als Sinte Gheertruut, Beatrijs en Theophilus de bevestiging van de regel; door tussenkomst van Maria:
goet berou macht als ghewouden,
oprecht berouw kan alles goedmaken. Het is geschreven tussen 1498 en 1519; de oudste druk, van 1518, is in één ex. bewaard; nagedrukt 1608 en 1615. Misschien is het spel niet in zijn oude vorm overgeleverd. Het is, of het proza tussen de verzen er niet bij behoort.
Dr. P. Leendertz Jr. nam het op in zijn Mnl. Dram. Poëzie, 1907; J. Koopmans gaf het uit in de Bibl. v. Ned. Lett., 1917; Dr. W.H. Beuken in het Klassieke Lett. Pantheon, 1931; Endepols in de Lyceum-herdrukken, P. Leendertz Jr. bezorgde in 1904 een facsimiledruk. Een E. bewerking als proza-volksboek kwam reeds in 1518 of '19 uit bij Jan van Doesburch te Antwerpen.