Evenals het ridderlijke epos begint het Ned. lierdicht met Heinric van Veldeke. Dan volgt hertog Jan I van Brabant, de ridder bij uitstek, ‘der eren vader,’ de overwinnaar bij Woeringen, die zijn leven liet op het tournooi te Bar in Lotharingen. Uit de 13e eeuw zijn ook de geestelijke liederen van Hadewych en de clausulen, de strofische gedichten van Maerlant, die daardoor de voornaamste lyrische dichter der M.E. is.
Onder de nieuweren: Jacques Perk, Kloos, Boutens, Gossaert, Leopold.
In 1947 verscheen Lyriek der Nederlanden (tot de Devotio Moderna), van Dr. R. Antonissen.
Keuchenius, Th. E.C. en D.C. Tinbergen, Nederlandsche lyriek van de 13e eeuw tot 1880. Geïll. Leiden, 1920-'24. 4 delen. In 1949 Lyriek en Leven, rede van prof. P. Minderaa te Leiden.