Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Lucifer]Lucifer de aartsengel, die in oproer komt tegen God; hoofdpersoon van Vondels verhevenste treurspel; 1654. Lucifer en de engelen vertolken Vondels eigen opvattingen; het stuk moest strekken ‘ten klaren spiegel van alle ondanckbare staetzuchtigen.’ Volgens Jonckbloet was Lucifer een politieke allegorie: de opstand van Prins Willem tegen de koning van Spanje. Beets kwam in zijn Verscheidenheden tegen deze voorstelling op, zo ook Jan te Winkel in zijn Bladzijden. Maar Alberdingk Thijm was het er mee eens. Van Lennep had in 1844 het eerst die gedachte geopperd. In een versje van Apollo's Harp van 1658 werd reeds beweerd, dat Lucifer tegen Cromwell gericht was. Lucifer gaat met de oproerige engelen te gronde, nadat hij Adam en Eva tot zonde verleid heeft; aan het slot van het drama komt de voorspelling van de uitredding van het mensdom door de Verlosser: Wy tellen d'eeuwen, en het jaer, ja dagh en uur,
Dat uw gena verschyn'.
Het stuk vertoont alzo de val der engelen, de val van 't mensdom en de komst van Christus in één groots M.E. mysteriespel. Adam in Ballingschap, 1664, is er het vervolg op. Lucifer werd opgevoerd op 2 en op 5 Februari 1654; in het Protocol van de Kerkeraad van 5 Februari staat aangetekend dat Luisevaers treurspel verboden werd, te beginnen met ‘morghen’ en dan ‘noyt na desen dagh.’ Er kwamen in 1654 zes uitgaven en in 1661 nog een; toen pas weer in de 19e eeuw. In 1844 werd Lucifer voorgedragen onder leiding van Jacob van Lennep door spelers in zwarte rok. Pas in onze tijd is het stuk weer gespeeld door Royaards. Lucifer was opgedragen aan Ferdinand III, ‘gekozen Roomschen Keizer.’ In de opdracht de bekende regels: Hoe hoogh men drave in styl en toon,
Het Treurspel spant alleen de kroon.
De grote tegenstander van het toneel en van Lucifers opvoering was Ds. Wittewrongel; zie daar; ‘Trompetter van de Zeeuwen’ spotte Vondel. Otto Badius preekte er tegen. Op het treurspel verschenen heel wat schimpdichten, waarvan een in de vorm van Een Otter in 't Bolwerck onder de titel: Op Joost van Vondels Gruwel-spel: Daer is die lant-Pest Lucifer,
Een averechtse morgensterr',
O jeemy,
Hij haspelt zielen in de werr',
Dat's 't heyl van d'Akademy.
Jan Vos zorgde voor de toestellen bij de vertoning en voor ‘de wijzen, om op te danssen, nu droef, dan blijdt’; brief van Vos aan Vondel, opgenomen in de Bijlagen bij Vondels Werken door Van Lennep-Unger, op 't jaar 1654. Lambertus Bidloo trok nog weer heftig te velde tegen Lucifer in zijn Panpoëticon Batavum, 1720. In de 19e eeuw opnieuw herhaaldelijk uitgegeven, o.a. door Dr. N.A. Cramer, 1891. En met een belangrijke Inleiding door B.H. Molkenboer. |
|