[Jodocus van Lodensteyn]
Lodensteyn, Jodocus van -, 1620-'77, uit Delft, werkte met Voet en Anna Maria Schuurman aan de benoeming van De Labadie tot Waals predikant te Middelburg, 1666. Maar weldra keerden hij en Voet zich tegen de nieuwe Messias uit Frankrijk: strijd van de Piëtisten tegen de Reformateurs. Joost had onder Voet te Utrecht gestudeerd; hij werd predikant, sedert 1653 te Utrecht. Daar ging hij om met piëtisten: Anna Maria, Voetius, Ds. Teellinck Jr. Hij bleef ongehuwd, was vegetariër en geheelonthouder. Met 13 anderen weggevoerd naar Rees door de Fransen, 1673; gevangen tot de brandschatting betaald was.
Hij werd al spoedig vermaard door zijn preken tegen de overdaad en de weelde, tegen de ontheiliging van de Zondag en tegen het toneel. Hij is de dichter van stichtelijke Uytspanningen in de tale Kanaäns, vele malen herdrukt. Van hem ook: Hoofd omhoog, het hart naar boven. In zijn gedichten is hij bij uitnemendheid piëtist; ‘ze handelen uitsluitend over de verborgen omgang tussen de ziel en God.’ Proefschrift over Lodensteyn van Dr. P. Proost, 1880. Zijn leven beschreven door Van der Hooght.