[David Jacob van Lennep]
Lennep, David Jacob van -, 1774-1853, zoon van Cornelis, leerling van rector Van Ommeren; 1793-'96 student te Leiden. Toen wijdde hij een lierzang aan de Polen, die voor hun vrijheid vochten tegen de Russen. Zelfs maakte hij een Latijnse ode aan Charlotte Corday. P. van Lelyveld leidde hij binnen in de kring van ‘Letterkunde’.
In 1796 advokaat te Amsterdam; 1799 prof. in de klassieke talen, opvolger van Wyttenbach; in 1800 getrouwd met Cornelia van Orsoy, dochter van een Amerikaanse bankier, beroemd verzamelaar en man van studie, en voordochter van P. v. Winter. Vrolijke stukjes maakte hij voor de Arke Noachs, onder ps. Zwaanenveder. De klassieken bleef hij trouw in navolgingen, vertalingen en eigen werk. In 1809 was hij een tijdlang op Het Loo, om koning Lodewijk Nederlands te leren. Hij schreef over Hannibal, Cicero, Danaë; De Herder op het Slagveld van Cannae is een grote lierzang.
In 1823 kwam de vertaling van Werken en Dagen uit het Gr. van Hesiodus. Daarnaast kwam in 1826 zijn belangrijke Verhandeling over het belangrijke van Hollands grond voor gevoel en verbeelding, onder invloed van Walter Scott. Aan het slot er van stond de Hollandsche Duinzang met herinneringen aan het voorgeslacht.
Van Lennep nam in 1843 Roothaan, de generaal der Jezuïeten te Rome, in bescherming, toen deze in het Kerkelijk Archief van Prof. Kist werd genoemd als de steller van een grievende allocutie.
Siegenbeek schreef zijn Levensbericht; zo deed ook K. Sybrandi. Hij zelf schreef een Lofrede op Jer. de Bosch, 1820, uit het L. vertaald d. C.W. Westerbaen. Da Costa schreef 1853 zijn Herinneringen.