[legende]
legende = schriftelijke overlevering over heiligen en martelaren; (L. legenda = wat gelezen moet worden). In proza de Marialegenden, alle uit de M.E. Ten onrechte heeft van Lennep overleveringen als Eduard van Gelre, Jacoba en Bertha enz. Nederl. Legenden genoemd; 1828-'31. Uit de 15e eeuw legenden in het Vaderboec en het Passionael; verder afzonderlijk van Maria Magdalena, Sinte Elizabeth, Sint-Annen, Brandanus, Sint-Panthalioen, Sinte Franciscus, Sinte-Barbara, alle in proza.
Uit de 12e-14e eeuw de berijmde verhalen van Sint-Brandaen, Sint-Servaes, Sint-Catharina enz. Uit de 13e eeuw ook de bekende Dialogus Miraculorum (Tweegesprek over de Wonderen) van Caesarius van Heisterbach. Verder in de Dialogus van Gregorius de Grote, in het Exordium, het Bienboec, in Vincentius' Spieghel en in de Legenda Aurea.
Mnl. Legenden en Exempelen, uitgegeven door Dr. De Vooys; vele uit de beroemde verzameling, de Legenda aurea. Op rijm Beatrijs, Theophilus, Des soudaens dochterkijn. Uit de 19e eeuw De Paradijsroos van J. v. Lennep; Willem van Oranje van Thijm; Sint-Christophorus, De Zeven Slapers e.a. bij Ten Kate, 1846; 't bezingen van dergelijke Middeleeuwse onderwerpen afgekeurd door Tollens in zijn inleiding tot De Gouden Bruiloft van Messchert, en ook bij de uitgave van zijn eigen Philemon in 1855. Tollens zelf gaf in 1832 een bundel Romancen, balladen en legenden uit.