[H.H. Klyn]
Klyn, H.H. -, 1773-1856, met zijn broer Barend suikerfabrikant te Amsterdam tot 1829. Dichtte o.a. een Lierzang op Oldenbarnevelt, 1806; op Loots, 1806; op de Verlichting, 1810. Schetste Helmers, 1814. Treurspel Montigny, 1820. Gedicht op de Heldendood van De Ruyter, 1822. Met D.J. van Lennep, Hulde aan Van Swinden, 1824, en met J.H. v.d. Palm en Barend Klyn De Nagedachtenis van J.M. Kemper gevierd (in Felix Meritis, 1824). In 1831 De Heldendood van Van Speyk. Vrijmetselaar. In zijn jeugd lid der burgervergaderingen, ijveraar voor de vrijheid; Kantiaan. Navolger van Feith, bv. in zijn groot leerdicht De Driften, 1812, in de geest der Verlichting. In 1813 kwamen de Vaderlandsche Zangen, op de wijze van Helmers; in 1815 zijn Krijgslied der Nederlanden. Daarna kwam de tijd der tevredenheid in de stijl van Tollens. Van 1828 een groot gedicht over Zwitserland met schildering van de schoonheid der natuur; van 1835 is zijn uitval tegen de romantiek van het buitenland:
Wie vraagt naar 't ware en 't schoon?
weg met dien zachten wijn!
't Moet bruisende champagne -
en weer champagne zijn!....
Klyn schreef nog twee treurspelen: Filips van Egmond, 1826, en Agathocles, 1832 (overwinning van het Christendom in Nicomedië in de 4e eeuw). Beide in nieuwklassieke stijl.
Bilderdijk was er niet zo mee ingenomen als de tijdgenoten:
Ja, goede Klijn! gij meent het wel,
Maar treurspelmaken is geen spel....