[ketendichten]
ketendichten, bij de rederijkers de versregels met herhaling van het rijm in een of meer woorden van de volgende regel:
Wi lesen dat Socrates was boven screven
Verheven in syn leven ende vul practycke.
Zulk kettingrijm verbond vaak vele regels achtereen:
Mijn Heeren, coopt daerof, die geef ik om een oort,
Maer zegtet niet voort, gij zult daarof genieten,
Mijne heeren, ik wil, of 't u gaet verdrieten,
Ik wil 't nu laeten scieten tot een ander tijt.
(Tafelspel van een coomen, d.i. koopman.)