[A.M. de Jong]
Jong, A.M. de -, 1888-1943, geb. te Nieuw-Vosmeer in N. Brabant; onderwijzer te Vrijenban en Delft; in 1917 bij de Landstorm, schrijver van de Notities van een Landstormman, later omgewerkt tot Frank van Wezels roemruchte jaren; 1919-'25 werkzaam aan Het Volk; 1918-'19 redacteur van het ts. De Nieuwe Stem; 1927-'28 met Querido van het ts. Nu. Romanschrijver, vooral bekend door de cyclus Marijntje Gijzens Jeugd, 1925-'28; 4 delen; later vervolgd, nu 8 delen; zeer veel gelezen. Het verhaal van een jongen uit Brabant, Merijntje, en zijn vriendschap voor de stroper De Kruik, en zijn verdere ontwikkeling. Van 1923 Bloemlezing van Revolutionaire Poëzie; in 1933 een studie over Israël Querido; in 1939 Thanatos de Vreemdeling, d.i. de Dood, die als vreemdeling onder de mensen vertoeft, ‘een groteske fantasie’, reeds vóór 1927 geschreven. Nieuw is, ook van 1939, Mustapha ‘of de Tragedie van het Geweten’, het ‘gevecht’ tussen een windhond en zijn meester. In 1940 verscheen de familie-roman De Vreemde Broeders; in 1941 Poeske, in 1942 het 3e deel van deze reeks: De Heks van de Riethoek. - Vermoord in 1943 in zijn huis te Blaricum.
Beschouwingen over Merijntje Gijzens jeugd d.P. Stegenga, 1928, en C. Tazelaar. In 1947 verscheen nog De Dolle Vaandrig, roman van Breero's leven.