[Willem Jozef Andries Jonckbloet]
Jonckbloet, Willem Jozef Andries -, 1817-'85, uit 's-Gravenhage, zozeer bekend door zijn letterkundig werk, dat hij eredoctor werd in de Ned. letteren, 1841. Hoogleraar te Deventer, 1848; te Groningen 1854. Van 1864-'77 liberaal lid der Tweede Kamer. In Maart 1866 schreef hij zijn vlugschrift over Schoolwetagitatie, scherp tegen Groen van Prinsterer. Beantwoord door de A.R. graaf J.P.J.A. van Zuylen met Agitatie of Plichtsbetrachting. In 1877 werd hij weer hoogleraar, nu te Leiden. Hij is de eerste, die de Ned. letteren behandelde volgens een wetenschappelijke methode; zo staat hij tegenover zijn voorgangers, ‘begaafde dilettanten’, als Jac. Scheltema, Collot d'Escury, Van Kampen, Witsen Geysbeek, Jeronimo de Vries, Lulofs en Visscher. Hij zag in Jan Frans Willems, Hoffmann von Fallersleben, Mone, Grimm, Gervinus en Paulin Paris zijn voorgangers. Met Matthias de Vries richtte hij in 1843 de Ver. tot bevordering der Oude Ned. Letterkunde op. Hij gaf uit: Aanteekeningen op Jan van Heelu, 1840; Beatrijs, 1841; Die Dietsche Doctrinale, door Jonckbloet ‘toegekend’ aan Jan Deckers, 1842; Karel de Groote en zijne XII pairs, 1844; Walewein, 1846-'48; Lancelot, 1846-'49; Gesch. der Mnl. Dichtkunst, 1851-'55; Vanden Vos Reinaerde, 1856. Van 1868-'72 verscheen van zijn hand de eerste wetenschappelijke Gesch. der Ned. Letterkunde, door Van Vloten