[huiselijke poëzie]
huiselijke poëzie, beoefend door Jeremias De Decker. In de 18e eeuw door Arnold Hoogvliet, Dirk Smits, Corn. v. Lennep. Kenmerkend voor de 19e eeuw vóór 1880: De Genestet, Jong Hollandsch binnenhuisje; hoofdman Tollens, Op den eersten tand. Vervolgd door Beets: Thuiskomst van het eenjarig Koosje. Verder S.J. v.d. Bergh. Bespottelijk gemaakt door Fred. v. Eeden in de Grassprietjes, ‘een tuiltje poëzie voor het huisgezin’.