Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Jehan Baptista Houwaert]Houwaert, Jehan Baptista -, 1533-'99, uit Brussel, eerst vriend van Van Haecht en aanhanger van de Prins, in 1568 gevangen op Treurenborch boven de St. Goedelepoort. In die tijd dichtte hij Milenus Clachte: Milenus uit de Donau-landen klaagt te Rome over de onderdrukking van de Romeinse stadhouders, d.i. ‘den handel van desen teghenwoordighen tyt claerlyck ontdeckt.’ Maar hij bleef in 't land en werd 1578 rekenmeester van Brabant. Als rethorycker regelde hij de blijde inkomst van Don Jan, Matthias, Anjou en Parma; in 1594 nog die van Aartshertog Ernst van Oostenrijk. Van zijn talrijke zinnespelen zijn maar 3 over. Het laatste, een Comedie van den Peys werd na zijn dood in 1599 vertoond bij de inkomst van Albertus en Isabella. Zijn beroemdste werk is Pegasides Pleyn ende den Lusthof der Maeghden, in 1583 bij Plantijn verschenen, een wellevenskunst voor vrouwen, met veel verhalen daartussen. Hij raadde haar aan, te leven naar zijn spreuk: Houdt middelmate.
Later werd al deze hoofse kunst ijdelheid voor hem; toen sloot hij in De Vier Uterste zijn rekening met de hemel af, 1598. Reeds geschreven in 1583. Zijn kunst is ouderwets, vol allegorische personen; zijn werk is gerijmel. De Lusthof, 58 000 regels, werd in één winter vervaardigd. Maar Willem van Haecht vergeleek hem in een lofdicht met Marcus Tullius. Reeds in 1571 werd te zijner ere een penning geslagen, de eerste voor een dichter. | |
[pagina 236]
| |
Drie van zijn werken, Tragedie van der Orloghen, Comedie van den Peys en een Dialoog zijn pas ± 1890 teruggevonden. Zie ook Handel der Amoreusheyt. Hij woonde op Klein-Venetië in het Soniënbos. Over hem Karel Stallaert in het Ned. Museum, 1885. |
|