[Arnold Hoogvliet]
Hoogvliet, Arnold -, 1687-1763, dichter van Abraham de Aartsvader. Uit Vlaardingen; op 12 jarige leeftijd op een notariskantoor; boekhouder in de bank van lening te Dordrecht; later van een suikerraffinaderij te Amsterdam; 1720 tafelhouder bij de bank van lening te Vlaardingen. Leerde Latijn; vertaalde Ovidius' Fasti (Feestdagen). Zijn vader wees hem op zijn sterfbed een bijbels onderwerp aan. In zijn dichtwerk toont hij zich een volgeling van Vondel. Doch niet aan zijn Mengeldichten, aan Abraham had hij zijn roem te danken, 1727; een epos in de trant van Johannes de Boetgezant van Vondel, evenzeer met bespiegelingen en natuurbeschrijvingen, doch met minder dichterlijke kracht. Toch haalde hij het einde van de 12 zangen:
Nu is mijn taak volwrocht,
mijn dichtwebbe afgeweven.
van Helt Abraham geschreven.
Abraham de Aartsvader beleefde de 11e druk in 1841. Hoogvliet was ook hofdichter: Zijdebalen, 1740; dit was het buiten van Jacob van Mollem buiten Utrecht aan de Vecht; titelprent van Jan Punt.