[hofdichten]
hofdichten, gedichten op buitenplaatsen, zeer in de mode in de 17e en 18e eeuw:
Cats, Ouderdom, Buytenleven en Hofgedachten, 1656.
Huygens, Hofwijck, 1651.
Hondius, De Moffeschans, 1621.
Jhr. Philibert van Borselen, Den Binckhorst, 1613.
Westerbaen, Ockenburgh, naar 't voorbeeld van Hofwijck.
Willem v.d. Pot, Endeldijk, 1768.
Pieter Vlaming, Hogerwoert, 1708.
Jan Bapt. Wellekens, Endenhout, 1709; Voortwijk (aan de Vecht) en Elsryk.
Willem v.d. Hoeven, Reyneveen en Westermeer, ‘lustplaatsen’, in Kennemerland en bij Heemstede.
Arnold Hoogvliet, Zijdebalen, 1740.
Balthasar Huydecoper, Het Maarseveensche Tempe.
Claas Bruin, De lustplaats Soelen (aan de Haarlemmer Trekvaart), 1723.
Philip Sweerts, Scheibeek, 1759.
Lucas Rotgans, Goudesteyn, 1690; verder Heemstede, insgelijks een Stichts buitengoed (ten O. v. Jutfaas).
Clara Feyoena van Sytzama, Heemse, 1783.
Frans Rijk, Westermeer (bij Heemstede).
J.A. v. Orsoy, Koldenhoven (bij Oldebroek), 1722.
Abraham Bogaert, Geuzevelt (onder Sloten), 1724.
Daniël Willink, Groot Heerema (bij Franeker), 1734.
Jan de Marre, De Dageraad, onder Benne-