Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Mr. Maurits Cornelis van Hall]Hall, Mr. Maurits Cornelis van -, 1768-1858, zoon van de substituut-drossaard van Vianen, moest voor de Pruisen vluchten 1787. Advocaat in Amsterdam, lid van het Kezengezelschap Concordia et Libertate. In 1795 procureur der gemeente, d.i. hoofdschout, 1798 afgezet om zijn gematigdheid; lid en voorzitter van het Wetgevend Lichaam, tot 1803 in Den Haag, vriend van Wolff en Deken, Loots, Helmers, Bilderdijk en Feith. Napoleon dienen wilde hij niet en hij bedankte in 1815 ook nog voor 't lidmaatschap der Eerste Kamer. Maar met de jaren werd de republikein conservatief. Hij werd voorzitter v.d. rechtbank te Amsterdam; in 1842 nam hij het lidmaatschap der Eerste Kamer aan. Onder zijn talrijke geschriften een Verhan- | |
[pagina 197]
| |
deling over het Hekeldicht. Verder lijkdichten op Nieuwland 1794; op Wolff en Deken, 1805, op Helmers 1814, op Cornelis Loots, 1834; lijkredenen voor B. Klijn, 1822; J. Kantelaar, 1829; R. Feith, 1825. Dan is er nog een afscheidsdicht In de laatste vergadering van de Eerste Kamer, 20 Dec. 1848. En een hulde Aan David Jacob van Lennep bij zijn 50-jarig hoogleraarsambt, 1849. In 1850 gaf hij de Levensbeschrijving van Kinker uit. Zijn eigen gedichten hebben niet veel betekenis. Bekend werd De Gevallen Eik, treurdicht in 1810; zie Vrijheidspoëzie. Van meer betekenis zijn twee letterkundige klassieke romans, over Plinius Secundus, 1808 en Valerius Messala Corvinus, 1813. H.J. Koenen gaf zijn Levensbericht. Zie ook Frank van Arkel. Hij was de vader van Floris Adriaan, de bekende minister. Proefschrift over Van Hall als letterkundige door Emile Cohen, 1928. |
|