Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Gijsbrecht van Aemstel]Gijsbrecht van Aemstel, treurspel van Vondel, eerst vertoond op 3 Jan. 1638 bij de opening van de Amsterdamse Schouwburg. Vondel had de kroniek van Beka geraadpleegd. Dit is zijn eerste stuk, dat niet meer onder de invloed staat van Seneca; Vondel had kennis gemaakt met de Gr. treurspeldichters. Het stuk had de bedoeling een verheerlijking te zijn van Amsterdam. Het moest Amsterdams ondergang schilderen in de trant van de ondergang van Troje in de Aeneïs van Vergilius; vandaar dat de hoofdpersoon Gijsbrecht geen Middeleeuwse ridder is, doch een nabootsing van de vrome en brave Aeneas, terwijl de eigen scheppingen van Vondel, vooral de spion, de geestelijken en met name vrouw Badeloch vol leven zijn. Er zijn 4 verschillende reien in het stuk, waarvan de inhoud zich aansluit bij het bedrijf, dat zij besluiten. Uit het stuk viel op te merken, dat Vondel overhelde tot de Roomse kerk. Nieuwe uitgave in de Zwolse herdrukken door Hoogstra. Ook van De Vooys. Het stuk heeft een Voorspel, d.i. een opdracht aan Schout, Burghemeesters, Schepens en Raed van Amsterdam. Het verhaal is niet geschiedkundig, gelijk Wagenaar en Van Spaan hebben aangetoond; zie Amstel, Gijsbrecht en Jan van -, Bovendien stelt Vondel het voor, alsof het dorpje van Gijsbrechts tijd de stad was, gelijk die getekend is op de platte grond van Gornelis Anthonisz van 1544. Op de wijze van M.E. misteriespelen verschijnt aan het slot de engel Rafaël op de wolken, om als Deus ex machina een oplossing te brengen van de moeilijkheden van Vrouw Badeloch. Het drama is opgedragen aan Hugo de Groot. Studie over Gijsbreght van Dr. Th. Jorissen, 1879. B. Albach schreef Drie Eeuwen Gijsbrecht, kroniek van de opvoeringen, 1937. |
|