Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Mr. Pieter de Groot]Groot, Mr. Pieter de -, 1615-'78, geb. te Rotterdam als zoon van Hugo, 1660-'67 pensionaris van Amsterdam, 1669 gezant bij Lodewijk XIV, 1672 onderhandelaar bij deze vorst te Laag-Keppel. Ook bekend als dichter, bv. in de Verscheyde Nederduytsche Gedichten, 1651, en in Apollo's Harp, 1658. Zijn Stichtelijke Gedichten droeg hij op aan Geeraerdt Brandt, 1665. Ook schreef hij politieke gedichten, waaronder misschien Hollants Venezoen, zie V. Zijn hoofdwerk Uitbreiding der Psalmen pas 1724 uitgegeven. Bij zijn vrijspraak van landverraad dichtte Oudaen Blydschap en Zegenwensch; bij zijn dood vertaalde hij het L. gedicht van Cornelis Dankerts als De zegepralende Deugd. Geeraerdt Brandt maakte zijn grafschrift: Gevlucht, gekeert, beticht,
maar loflyk vry gesproken.
Over hem J.P. Cornets de Groot, 1847, en M. v. Leeuwen, 1917. |
|