[Adam Carelsz. van Germez]
Germez, Adam Carelsz. van -, 1610-'67, van Zjermes, geb. te Amsterdam, toneelspeler, sprak 1647 de lijkrede op Hooft uit, opgesteld door G. Brandt.
Ook toneeldichter. Prof. Francius was zijn leerling. Verder barbier. Als toneelspeler verdiende hij de hoogste bezoldiging, ƒ5 per avond. Zijn stukken zijn vertalingen van Jean de Rotrou: Vervolgde Laura, 1654; Klaagende Kleazjenor en doolende Doristee, 1647; Eduard, anders stantvastige weduwe, 1660, opgedragen aan Joan Huydekooper. Trad zelf op in ernstige rollen, b.v. als de Cid, als Aran, als Daifilo, Herman van Woerden enz. Maar ook als Frederick in Het Moortje, als Ritsaert in Warenar en als een der patriotten in de Sp. Brabander. Volgens verhaal was zijn vader een edelman uit Doornik, Charles de Vangermez; de zoon bracht het van barbier tot ‘den vermaarden Toneel-speelder ende Poët’, aan wie L. de Fuyter in 1646 zijn Bedekten Verrader opdroeg.