[Friso]
Friso, koning der Gangariden en Prasiaten, de legendarische held uit Voor-Indië, die de Vliestroom inzeilde ten tijde van Alexander de Grote, ‘den Persiaanschen Godsdienst toegedaan,’ stichter van het rijk der Friezen. In een boek van 12 zangen verheerlijkt door Willem van Haren, 1741, met dankbetuiging aan Balthasar Huydecoper, die de gebreken in het werk verbeterde. Het ‘heldendicht’ omgewerkt te Brussel 1754-'58 naar de smaak van ‘kunstrechters’, d.i. in de stijl van Télémaque van Fénélon. Van Haren had in zijn hoofdwerk de bloei van het volk op het oog, maar hij slaagde er niet in, een onderhoudend gedicht te maken.
Toch rekende in 1824 Jeronimo de Vries ‘zonder aarzeling’ Friso voor 't beste heldendicht ter wereld na de Ilias en de Aeneïs. Maar Feith had er in zijn Verhandeling over het Heldendicht van 1781 slechts met een enkele ongunstige aantekening gewag van gemaakt.
Van Haren heeft getracht de stijl der grote heldendichten na te volgen. De aanhef van de Gevallen van Friso luidt:
om van dien Prins te spreken,
Die, voor Agrammes woede,
Veel volkeren doorkruiste,
Wier voorbeeld hem een baak
verstrekte in zijn gedrag.