[Floris en Blancefloer]
Floris en Blancefloer, F. liefdesgeschiedenis, ± 1170 bewerkt in Limburgs dialect; fragmenten bewaard. Een tweede bewerking uit de 13e eeuw van Diederik van Assenede is geheel bewaard; na veel avonturen wordt Floris Christen en trouwt hij met Blancefloer; zij worden de grootouders van Karel de Grote.
Deze roman eerst uitgegeven door Hoffmann von Fallersleben in de Horae Belgicae, 1836.
De ridderlijke Oosterse roman van Arabische oorsprong opnieuw uitgegeven door Dr. Moltzer, 1879, opgedragen aan Matthias de Vries; en weer door P. Leendertz Jr., 1912.
In de 15e eeuw werd de berijmde ridderroman van Diederic van Assenede omgewerkt tot een volksboek in proza, in meer burgerlijke zin, al staan er stukken rederijkerspoëzie tussen. Floris is de zoon van een Moorse koning Fenus; Blanchefloer de dochter van een Frankische gravin. Deze wordt gevangen genomen en zo groeien de kinderen samen op aan Fenus' hof. Floris wordt van het hof weggezonden, als het blijkt dat hij met Blanchefloer trouwen wil; zij wordt als slavin verkocht aan de emir van Babylon. In een bloemenmand wordt Floris in haar kamer gebracht; de emir laat hen naar hun land terugkeren. Oudste druk 1508.
Een van de bekoorlijkste verhalen uit de M.E., naar onze opvatting; volgens Witsen Geysbeek in zijn Woordenboek van 1821 een ‘allerellendigst voortbrengsel en walgelijk wanschepsel’. Het volk dacht er anders over; nog in 1750 verscheen te Utrecht het volksboek opnieuw. Ook Alberdingk Thijm, die de roman bewerkte in zijn Karolingische Volksverhalen van 1851. en H.C. Rogge die het volksboek in nieuw Nederlands oververtelde. Het volksboek zelf werd naar de druk van 1642 opnieuw uitgegeven door Boekenoogen, 1903. Opnieuw door Paul de Keyser, 1946.
In de toelichting is opgenomen het, uit het volksboek getrokken, lied van Floris en Blancifleur; dit lied werd door De Coussemaker nog opgetekend bij Duinkerken en is volgens Boekenoogen nog in N. Holland bekend. Met het slot:
Den Keyser heeft haar doen pardon gegeven,
En liet haar trouwen samen in de kerk,
Dat Floris met zijn Blancifleur sou leven,
In vrolijkheid al tot een Zalig werk...
Ook is er nog een spel geweest van Florijsse ende van Blanchefloere, 1483 gespeeld te Deinze.
De stof is ontleend aan de Duizend en één nacht.