[Dr. P.N. van Eyck]
Eyck, Dr. P.N. van -, geb. 1887 te Breukelen, dichter, schrijver, letterkundige uit de groep van De Beweging. Beschouwingen over Leopold, Nijhoff, Verwey, Marsman, Bloem. Zijn eigen opvatting van het wezen der poëzie zette hij uiteen in zijn essay: Leven en Dood in de Dichtkunst, 1945. Zijn eigen tijdschrift Leiding bestond maar één jaar (1930-'31); daarin kwam hij op tegen naturalisme en ook tegen individualisme.
Zijn oudste bundel gedichten De Getooide Doolhof is van 1909: het leven een doolhof, die zich tooit met schoonheid. Verder Getijden, 1910; De Sterren, 1911; Voorbereiding, 1926.
Van 1921 is zijn studie over De Iersche Kwestie, waarin hij de vrijheid van Ierland verdedigt. Ook vertaalde en verklaarde hij Plato: Uren met Platoon.
Hoogleraar in 't Ned. te Leiden; opvolger van Verwey, 1935. Als redacteur van Leiding, werkte hij een tijd samen met Gerretson en Geyl. Van 1927 een bundel gedichten, Inkeer; van 1939 een nieuwe bundel, Herwaarts; van 1940 Verzen. Studie over hem van Cl. Bittremieux, 1946. Van hem zelf Medousa, de verheerlijking van Medusa in 4 grote zangen, 1947. Hij werd eershalve tot Dr. bevorderd.