Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Dr. Frederik van Eeden]Eeden, Dr. Frederik van -, 1860-1932, geb. te Haarlem; schreef als student toneelstukjes: Het Sonnet; Frans Hals; Het Poortje, 1884; De student thuis, 1886; Don Torribio, 1887. Van betekenis zijn pas De Kleine Johannes en Johannes Viator, 1892. Als socioloog kwam hij tot zijn coöperatieve communistische hoeve Walden te Bussum, die weldra te niet ging. De naam Walden is de titel van een boek van de Am. schrijver H.D. Thoreau, 1886, vertaald in 1902 door Suze de Jongh van Damwoude. In 1903 verscheen een scherpe kritiek, Braga op Walden door N.N. (d.i. J.H. de Veer). Henriëtte Holst Hendrix, een journaliste, had reeds in 1901 uitgegeven: Een week in de Kolonie der Internationale Broederschap. Als criticus is Van Eeden vooral de dichter van Grassprietjes of Liederen op het gebied van Deugd, Godsvrucht en Vaderland, door Cornelis Paradijs, oud-makelaar in granen, onder het motto: Dankt allen God en weest verblijd,
Omdat gij Nederlanders zijt!
Twee regels ontleend aan Beets, die met Ter Haar en vooral Ten Kate scherp aangevallen werd, 1885. De huiselijke poëzie werd geparodieerd: Ach hemel, wat moet ik beginnen!
Dat God zich nu mijner erbarm!
De dokter ging flusjens naar binnen,
En reeds is de luiermand warm.
‘Verse lauwerblaadjes’ werden gevlochten om de hoofden van Neerlands ‘Dichterhelden’; het Predikantenlied was een ‘hulde’ aan onze geestelijke stand: Ten Kate! Ten Kate!
Hoe glanst gij in uw state
Van ethisch en irenisch licht!
Beheerscher van 't godsdienstig dicht!
Van Eeden was een van de voornaamsten in de Beweging van Tachtig, medeoprichter van De nieuwe Gids, 1885. Trad uit de redactie 1894, omdat ‘de ethische schoonheid meer moest worden gehandhaafd.’ De eerste jaargang van de Nw. Gids begon met het eerste hoofdstuk van | |
[pagina 136]
| |
De Kleine Johannes. In 1905-'6 schreef Van Eeden er een twede en derde deel bij, met een scharenslijper Marcus Vis als Christusfiguur; vergeleken bij het zeldzaam mooiste eerste deel van geen waarde. Daarover een ‘studiebeeld’ van P. Landsberg, 1924. Verder schreef Van E. zijn Studies, 1890-1908; dan gedichten als Van de Passielooze Lelie; Ellen, een Lied van de Smart, 1891; het wijsgerig gedicht Het Lied van Schijn en Wezen, 1895; vertalingen van Rabindranath Tagore, een Hindoe-wijsgeer. Van 1902 is zijn geschrift Over Woordkunst, een felle aanval op de Nw. Gids, waarin hij betoogde dat de volgelingen van Perk en Kloos door hun rethoriek weer vervallen zijn in dezelfde fouten, door Kloos zo heftig bestreden. Dit werd ook betoogd door Van Deyssel: Over Wankunst. Verder Langs de Weg, verspreide opstellen. Ook de Brieven aan Henri Borel zijn uitgegeven. In 1922 ging Van Eeden tot de R.K. Kerk over. Zijn toneelwerk is weinig gespeeld: De broeders, tragedie van het recht, 1894, in verzen; Lioba, drama van trouw, 1897, ook in verzen; Minnestral, 1907, over het communisme; IJsbrand, 1908, de miskende profeet; Het Beloofde Land, 1909, spot met zijn eigen mislukte kolonie Walden; De Heks van Haarlem, 1915, historisch toneelspel. Van de koele meren des doods, 1901, is een psychologische roman over een zenuwlijderes. Een romantisch toneelwerk leverde Van Eeden in zijn Bokkenrijders, van 1917. Over hem schreef Dr. G. Kalff Jr., De Psychologie van den Tachtiger, 1927; ‘niets meer dan een zwaarlijvig schotschrift’, schreef Greshoff. Dr. W.H. v. Tricht wijdde 1934 zijn proefschrift aan Van Eeden, Denker en Strijder. Feber schreef over zijn Ontwikkelingsgang, 1922. In 1939 verscheen uit de nalatenschap van Verwey F. v. Eeden, aan de hand van brieven, beoordeling van Van Eedens werken. Zie ook Lieven Nijland en H. Padberg. Van Eeden was getrouwd met Martha van Vloten, een dochter van Dr. Johannes; hij was de zwager van Albert Verwey. Het huwelijk werd ontbonden. De studie van Verwey is een vernietigend vonnis (M. ten Braak). Van Eeden's Dagboek is uitgegeven. Het 9e (laatste) deel verscheen in 1946. In de U.B. te Amsterdam bevindt zich het Van-Eedenmuseum. Liber Amicorum, 1930, aangeboden door Van Deyssel, Verwey e.a. Monument te Bussum, 1950. |
|