Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Duitse invloed]Duitse invloed op de Ned. letteren vertoont zich al dadelijk bij 't begin, in de vertaling van de Nibelungen, in de bewerking van Sinte-Brandaen en Vanden bere Wisselau; 13de eeuw. Dan de Mystiek; zie daar. In de 14e eeuw D. getinte liederen, b.v. in het hs. van Gruythuyse, en D. sprooksprekers in het Beierse Tijdperk. Onder de liederen ook de wachterliederen en de ruiterliedjes; zie daar. In de 16e eeuw de invloed der Hervorming. Op letterkundig gebied is de D. invloed pas in de 18e eeuw van zeer grote betekenis; dan vertaling en navolging van Von Haller, Gellert, Schlegel en weldra ook van Klopstock. Daarnaast Gleim, Gessner, Kleist, Lavater, Wieland, Herder, Nicolaï. Klopstock vooral werd bewonderd, vooral als de Christelijke dichter. Van de Kasteele vertaalde 1798 zijn Oden. Vooral de Messias van Klopstock maakte diepe indruk; alleen Le Francq van Berkhey wilde er niets van weten. Tussen 1776 en 1805 verschenen vier vertalingen, o.a. van Johan Meerman. David van Lennep stelde hem hoger dan Milton. Johannes Lublink de Jonge vertaalde 1781-'5 de beroemde Fabelen van Gellert en de Zedekundige Lessen; Van Alphen vertaalde zijn liederen. De gezamenlijke werken van ‘den Wandsbecker Bode’, Matthias Claudius, verschenen vertaald, met platen; hoofdman was Feith. Later oefende dit werk grote invloed op Tollens. In 1778 verscheen de ‘Theorie der Schone Kunsten’ naar het Duits van J.F. | |
[pagina 131]
| |
Riedel, met bijvoegselen, door Hieronymus van Alphen. Onder Duitse invloed de sentimentaliteit en de romance. In 1788 vertaalde Feith de romance Agnes van Stolberg: Rudolf, de vader, Agnes en haar beide aanbidders sterven alle vier! Op het gebied van de roman talrijke vertalingen van de Duitser Lafontaine. Veel groter nog was de invloed van D. wijsgeren als Leibniz, Wolf, Kant; op kerkelijk gebied die van de ‘abt’ Jerusalem, die de oorzaak werd van het ‘afdrijven der kerk met de stroom der eeuw’, zo als bleek bij Betje Wolff. Van de drama's van Schiller werden vertaald: De Rovers, 1789; Don Karlos door E.M. Post, 1789 en door Westerman, 1800; Maria Stuart en De Maagd van Orleans door Kinker, 1807. Deze vertaalde ook de ode An die Freude, 1805, en Das Lied von der Glocke. Clarisse schreef een Ode aan Schiller. Goethe trok ook dadelijk de aandacht. Die Leiden des jungen Werthers, 1774, werd in 1776 tweemaal vertaald; verder nagevolgd, o.a. door Rhijnvis Feith. Hinlopen dichtte een lierzang ter ere van Goethe. Lessings dramaturgie, zie Spectatoriale schouwburg. Kotzebue en Iffland beheersten het Ned. toneel gedurende lange tijd. In 't begin der 19e eeuw vertalingen van Hölty, Bürger, Uhland, Körner, Jean Paul, Matthison, Claudius. Lulofs, vertaler van Luise an Voss in proza, 1811; C. ten Hoet Jr. idem van Hermann und Dorothea. Door Jean Paul leerde men de humor kennen: vertaling door Weiland, 1818. Van geweldige betekenis was de Tübinger School op kerkelijk Hervormd gebied, die in 1835 gevolgd werd door de Groninger Richting van Hofstede de Groot, waaruit het Modernisme voortkwam: Leekedichtjes van De Genestet. Tollens volgde Schiller na in zijn balladen. Verder werden in de 19e eeuw tal van romans vertaald: Zschokke, Hoffmann, Spindler, Tieck; daarnaast toneelwerk. Duitsers als Hoffmann von Fallersleben wekten de liefde voor het Middel-Nederlands. Over de Invloed der Duitsche Letteren op de Nederlandsche schreef G.G. Kaakebeen. Over die invloed in de 2e helft der 18e eeuw H.C.A. Spoelstra, 1931. |
|