[dorpsnovellen]
dorpsnovellen, bij ons begonnen met Meester Maarten Vroeg van Vosmaer, 1826; dan Schetsen uit de Pastory van Mastland van Van Koetsveld, 1844. Ook in de Camera Obscura, 1851, komen dorpsvertellingen voor: Teun de Jager. Het meest bekend werden de Overbetuwsche Novellen van J.J. Cremer. Conscience is de grote man voor Z. Nederland: De Loteling. In het buitenland Fritz Reuter, Klaus Groth en Jeremias Gotthelf, d.i. Ds. Albert Bitzius uit Bern; verder in 't F. de Elzassers Erckmann en Chatrian.
Onder de talrijke navolgers van Cremer: Dr. S.R. Coronel, 't Markensche Volksleven, 1862; D. Dekker, Texel, 1864-'71; Ds. Van Schaick, Geert, een Drentse schets, reeds van 1847; L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck, over Limburg. Zie verder Beunke, Hollidee, Seipgens, Maaldrink, Heering, Thineus; in 't Gronings De Blécourt, Mw. de Haas-Okken, B.H. de Graaff, Mw. S. Jensema.
In Z. Nederland na Conscience ook Snieders, Sleeckx, Zetternam, de Lovelingen, Streuvels.
In Indië schetsen in Indisch Leven van Van Hoëvell. Multatuli: Saïdjah en Adinda. De opkomst van de dorpsnovelle is een uiting van verzet tegen de Romantiek.