Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Louis Couperus]Couperus, Louis -, 1863-1923, uit Den Haag, begon met Een Lent van Vaerzen, 1884, en met Orchideeën, een bundel poëzie en proza. In de Nw. Gids bespot. Doch in 1890 verscheen zijn opzienbarende roman Eline Vere, de ondergang van een jonge Haagse vrouw, waaraan zij niet ontkomen kon, omdat het haar noodlot was. Hetzelfde beginsel ook in het volgende werk, dat Noodlot heet. In zijn studie Noodlottig Determinisme kwam C.H. den Hertog er tegen op. Maar ook in later werk van Couperus is ditzelfde fataliteitsgevoel, b.v. in Langs lijnen van geleidelijkheid en in de grote romans Een berg van licht, 1906, en Iskander, 1920. zie Fatalisme. Na 1890 kwamen een groot aantal romans: Majesteit, 1893; Wereldvrede, 1895; Extaze, Een Illuzie, enz. Ook Reisimpressies. Couperus werd een van de grote prozaschrijvers. Een psycholoog is hij in De Boeken der Kleine Zielen, weer een Haagse roman, met meesterlijke karakteruitbeelding, 1901-'3. Couperus schreef samen 70 delen! Van zeer verschillende aard; Majesteit en Wereldvrede zijn grote verhalen | |
[pagina 106]
| |
vol fantazie; Psyche, 1898, en Fidessa, 1899, zijn sprookjes; Xerxes, 1919 en Iskander, 1920, zijn historische romans. Dan is er nog Het zwevende schaakbord, 1917, een fantasie uit de Tafelronde van koning Artur. Alles met onmatig gebruik van vreemde woorden. Van Couperus' romans over de klassieke oudheid is De Berg van Licht de oudste, grootste en geweldigste (Dr. Byvanck). Hij behandelt de geschiedenis van keizer Elagabalus, doch is niet historisch getrouw. Verder De Komedianten, 1917 en Iskander (koning Alexander). Op zijn 60ste verjaardag boden zijn vereerders hem een landhuis aan in De Steeg, maar nog geen maand later kwam het einde van de grote romanschrijver, voortgekomen uit de Beweging van Tachtig. In 1903 werd hij met Nouhuys en Buysse red. v. Groot-Nederland. De Indische roman De stille kracht is van 1900. Henri van Booven schreef Leven en Werken van Couperus, 1933. Van 1921 een studie van J.L. Walch In 1947 proefschrift te Leuven van Theo Bogaerts: Couperus en de Grieks-Romeinse Oudheid. Dr. A.J. de Jong en Jacob Hiegentlich verzorgden een bloemlezing. De uitgevers L.J. Veen te Amsterdam en Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam zullen de oorspronkelijke werken van Louis Couperus uitgeven. Daarvoor is een commissie benoemd, bestaande uit mevr. Top v. Rhijn-Naeff, Mr. F. Bordewijk, Victor E. van Vriesland, Johan van der Woude, A.A.M. Stols en G.H. 's-Gravesande. De omvang wordt geschat op 15 delen van 800 bladzijden. Het werk zal in chronologische volgorde worden geplaatst, onderverdeeld in drie groepen, nl. romans, kleine prozastukken en gedichten. Albert Helman heeft de opdracht aanvaard, om een biographische inleiding te schrijven. In dat deel wordt ook een bibliographie opgenomen. Werk van Louis Couperus uit tijdschriften, weeken dagbladen zal tevens opgenomen worden. |
|