Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Dr. Samuel Coster]Coster, Dr. Samuel -, 1579-1665, lid der Oude Kamer te Amsterdam, stichter van de Eerste Nederduitsche Academie, 1617, voor hoger onderwijs en toneel, vijand van Rodenburg, die daar niet van weten wilde. Hij schreef een toneelstukje tegen Rodenburg en bestreed hem opnieuw in de voorrede van zijn Isabella. Hij kocht grond | |
[pagina 105]
| |
aan de Keizersgracht en bouwde er een loods op; een deel van de opbrengst der spelen kwam ten goede aan het Weeshuis. Maar reeds in 1619 werd de beoefening der wetenschap verboden en in 1621 werd hij ter verantwoording geroepen over zijn treurspel Iphigenia; hij kreeg een vermaning en beloofde beterschap, misschien uit vrees voor ontslag als dokter van 't Gasthuis. Costers vader Adriaen Lenaertsz was koster van de Oude Kerk te Amsterdam sedert zijn terugkeer uit Emden, 1578; ook de zoon was een Geus. Zijn eerste stuk Teeuwis de Boer werd 1612 in de Eglantier vertoond; in 1613 werd hij dokter aan het Gasthuis. Toen kwam ook zijn spel van Tiisken vander Schilden, eveneens een klucht, getrokken uit een oude romance. Daarna zijn treurspel Ithys, ontleend aan Ovidius' Metamorphosen, behandeld naar de voorbeelden van de Romeinse treurspeldichter Seneca. In 1617 kwam zijn Iphigenia, treurspel naar de vorm, in wezen strijdschrift tegen de Calvinistische predikanten. In 1618 Isabella, waarmee Prins Maurits zou verwelkomd worden, uit Orlando Furioso van Ariosto. Polyxena volgde 1619; afgewisseld met zang. Ds. Trigland, Fabritius en vooral Smout wisten in 1621 te bewerken, dat Coster voortaan de mond gesnoerd werd; in 1622 moest hij zijn Academie aan het Weeshuis verkopen. Maar in 1630, toen Smout uit de Stad verbannen was, werd de geest weer vaardig over hem en schreef hij een pamflet Schets van Duc d'Alva, d.i. tegen François van Aerssen, de Brabander, die zo fel was opgetreden tegen Oldenbarnevelt: Ondankbre Vreemdeling, gy stichter van de brand,
Gy voeder van de twist in onze Vader-Land.
In dit jaar 1630 werd ook Iphigenia ‘vermeerderd’ weer opgevoerd. Coster eiste vrijheid van geloof. Nieuwe stukken heeft hij niet meer gedicht, maar hij werkte mee aan de ontvangst van Maria de Medicis in 1638 en van de koningin van Engeland in 1642. Vondel dichtte zijn grafschrift. zie De Droes in 't War-gaern. Costers werken uitgegeven door Dr. Kollewijn, waarop J.H.W. Unger een uitvoerige kritiek schreef in de Ned. Spectator van 1883. Bij zijn leven werd Coster geprezen door Johan van Heemskerk, Barlaeus, Jan Vos en Vondel: Den Hollantschen Parnas heeft hy aen 't Y gebouwt.
Zijn zinspreuk was: ‘Overal Thuys’. Hij was ook thuis in de rederijkerspoëzie; zijn Rijcke Man is een zinnespel. Toch is de Academie opgericht tegen de oude rederijkerij; de Klassieken werden vereerd. Uit Costers Eerste Duytsche Academie de Byekorf is 1632 het Athenaeum illustre en in 1876 de Universiteit van Amsterdam voortgekomen. In 1648 maakte hij Ses Vertooningen op de Eeuwige Vrede; in 1653 een lofdicht Op het verkiezen van Jacob van Wassenaer. |
|