leven in Tachtigjarig Leven en in Twee-en-tachtigjarig Leven. Verder verschenen Ouderdom, Buytenleven en Hofgedachten, 1656 en Gedachten op slapelooze Nachten. Hij werd bij zijn vrouw in de Kloosterkerk begraven; hij liet 2 1/4 mill. gulden na.
Cats is de dichter van de burgerlijke samenleving; vooral op het huwelijk richt hij de aandacht. Hij vereert de vrouwen, al behoorden zij ook onder de man te staan, zo als Cats betoogt in het Toonneel der Mannelicke Achtbaerheyt en in het Houwelyck. Hij verdiept zich in het huiselijk leven; leidt de vrouw op tot de Christelijke moeder. Hij onderwijst ook de mannen; aan het Houwelyck gaat vooraf Korte afbeeldinge eens rechten Huys-vaders. En hij vergeet de kinderen niet: ze moeten godsdienstig worden opgevoed, waarheid en gehoorzaamheid leren, maar niet met slaag. Cats heeft ook nog een herdersspel geschreven, Aspasia, Koningklycke Harderin, vertoond op de Amsterdamse Schouwburg, 1655. Aspasia, een bevallige herderin, afkerig van de aanzoeken der jonge herders, wordt naar 't hof gevoerd van koning Cyrus, die haar stelt boven alle hoofse jonkvrouwen en haar tot vrouw neemt:
Waer na dit machtigh Rijck
en alle menschen dorsten.
De Spiegel van den ouden en nieuwen tyt bevat voorschriften voor de gezondheid; de Tachtighjarige Bedenckingen vormen een levenskunst met toepasselijke verhalen, een vervolg op Coornhert. Zo werd Cats de grote zedenvormer in piëtistisch-Calvinistische zin.
Slechts enkele malen bezingt hij de grote gebeurtenissen van zijn tijd; gedicht op de Synode, op Karel I, op Maerten Harpertszoon Tromp.
Zijn poëzie is alledaags, maar zijn taal is zuiver. Meer dan in zijn beschouwingen is Cats toch een dichter in tal van zijn verhalen, b.v. in het Houwelyck en veel meer nog in de Trou-ringh. Daar o.a. het Spaens Heydinnetjen. Door al die verhalen is Cats de nieuwe dichter van sproken en boerden en de opvolger van Dirc Potter. Hij was het voorbeeld van veel andere dichters, o.a. van Huygens in diens eerste werken. Cats bezorgde 1621 de eerste druk van Costelick Mal; Huygens schreef een lijkdicht bij de dood van Cats, 1660. Hun vriendschap werd versterkt door verwantschap van geloof. Maar Cats is de volksdichter bij uitstek, Huygens zoekt het ongewone en schrijft voor geletterden; Cats vond lezers en bewonderaars onder alle standen. Maar Hooft en Vondel zwijgen over hem, behalve dat Vondel hem uitscheldt in een van zijn hekeldichten. Cats werd ook in 't buitenland beroemd; zijn volledige werken zijn ± 1700 in 't Duits vertaald. Doch reeds Van Effen schreef in 1732, dat Cats algemeen geminacht werd, en Bilderdijk in 1776, dat Cats alleen gelezen werd door ‘'t plompe gemeen’. Kalff komt tot de slotsom, dat het voorbeeld van Cats neerdrukkend gewerkt heeft op onze ganse dichtkunst. Dit onder de invloed van de critiek van Busken Huet. Westerbaen daarentegen zegt in zijn grafschrift op Cats:
en zijn klaeren heldren int,
Huygens schreef ook een paar grafdichten en dit korte grafschrift:
Hier light Cats: waer 's de mann
die een Cats-waerdigh Dicht
Sal konnen singen op dit Lyck,
Van zijn werken werden bij zijn leven 25000, ja soms 50000 exx. verkocht. ‘Vader Cats’ was zijn erenaam. Busken Huet daarentegen noemde hem langdradig en eentonig, smakeloos en zelfs vaak onkies. Het geslacht der 17e eeuw waardeerde zijn rustig vertellen, zijn vroomheid en zijn humor. Hij is door zijn romantische verhalen zonder twijfel de dichterlijke verteller bij uitnemendheid. Twee eeuwen lang bleven zijn gedichten de tweede huisbijbel. In zijn gedichtenbundels bevindt zich ook uitstekend proza. Zie verder Steertsterre en Jaer-beschryver.
Tot de school van Cats behoren Pers, Anna Visscher, Poirters, Krul, Sluyters: de Dordtse School. Zie verder Dordtse poëten en Zeeusche Nachtegael.
Over Cats zie G. Kalff, Studiën over Ned. dichters der 17e eeuw, 1901 en Dr. A. Kuyper, Het Calvinisme en de Kunst, 1888. Van Vloten gaf in 1862 Alle de Werken uit in twee zware delen met ruim 400 platen. W.C.M. de Jonge van Ellemeet beschreef zijn Museum Catsianum; 1870. Over Cats in Dordrecht het proefschrift van H. Smilde, 1938. Van Roel Houwink in 1941 een bloemlezing Gedichten en Spreuken.
Het leven van Cats tot 1623 is behandeld door Dr. P.J. Meertens in zijn proefschrift Letterkundig Leven in Zeeland, 1943.