[Barok]
Barok, o., het tijdperk dat volgde op de Renaissance en tot in de 18e eeuw duurde; streeft naar grote stijl. In de bouwkunst pracht tot overlading toe; 't slot Schönbrunn bij Wenen en 't kasteel van Versailles. Vandaar barok = grillig, zonderling, terwijl in wezen het Barok, juist op de klassieke stijl berust, immers voortkwam uit de Renaissance. 't Barok beheerste 't gehele leven. In de schilderkunst zijn Rembrandt en Rubens de voornaamste; als vorst is Lodewijk XIV het toonbeeld. De Barok-poëzie is verheven of hoogdravend: Corneille, Racine; bij ons Huygens en om zijn gevoeligheid en om de weelderigheid van voorstelling en zijn verheven beelden vooral Vondel. Prof. van Es gaf uit: Barokke lyriek van protestantsche dichters in de