[Laurens Joosten Baeck]
Baeck, Laurens Joosten -, heer van Scheybeeck te Beverwijk, wiens huis ‘een Parnas van wetenschappen’ was, ‘ontfing, bergde en bezorgde’ Vondel, toen deze wegens zijn Palamedes vervolgd werd. Vondel was er altijd erkentelijk voor en dichtte voor Jakob Baake, de zoon:
Doen ik vervloeckte waerheyd sprack,
Verstreckte my uw vaders dack
Een toevlught, als zelf magen weecken...
Vondels hartelijke genegenheid voor de beide dochters Katharina en Dianira gaf aanleiding tot een prachtige Renaissancelierzang Stryd of Kamp tusschen Kuyscheyd en Geylheyd, 1624, en tot Wyckzangh. Voor Kataryntje waren het Christelyck Vryagielied op de wijze van Angenietje en de Beeckzang.
Ook Casper van Baerle schreef een Lofgedicht op het eeuwigstromende beekje van L.J. Baeck.