[Amsterdamse letterkunde-prijzen]
Amsterdamse letterkunde-prijzen, 1947: B. en W. van Amsterdam hebben Fokke Sierksma bekroond met de prijs voor het beste essay (ƒ1000) voor ‘Poëzie als ernst’. De prijs voor poëzie (ƒ1000) kreeg Gerard den Brabander met ‘De stenen minnaar’; die voor roman of novelle (ƒ2000) Dola de Jong met ‘En de akker is de wereld’.
Op verzoek van de jury voor de toneelprijs is besloten deze te verdelen onder drie inzenders: Manuel van Loghem (De Chinese Fluitspeler), V. Sirols (De aanslag op de z.g. graaf van Ferdam) en L. Treves (De Ring en de Kelim). Over de poëzie-prijs schreef Hendrik De Vries:
‘De S.M. bevatte, behalve volslagen wartaal, ook onzinnige zelfverheffingen’.
De eerste toneelprijs 1948 werd toegekend aan Jef Heydendael voor zijn volksstuk ‘Licht Geval’, de tweede prijs aan Antoon Kern voor ‘Spiegel ener verdraaide wereld’ en de derde prijs aan L. Treves (pseudoniem van Margreet Roselaar) voor ‘Winterwake’. Gerrit Achterberg verwierf de prijs voor 1949 met zijn gedicht Afreis.