Voorbericht.
In dit Woordenboek vindt men al het voornaamste bijeen, dat betrekking heeft op de Nederlandse letteren in de ruime zin van het woord. Zo goed als de Nederlandse en de Indische schrijvers, dichters en letterkundigen zijn die uit Vlaams België en uit Zuid-Afrika opgenomen, en naast de beoefenaren van onze algemene landstaal ook de beste vertegenwoordigers van het Fries en van onze dialekten.
Het blijkt telkens weer, dat nevens de grote encyclopedieën een woordenboek over één bepaald gebied zijn goede diensten bewijst. En dit vooral, als het onderwerp zo rijk is als de Nederlandse letterkunde en de geschiedenis daarvan.
In dit boek worden de schrijvers vermeld met hun voornaamste werken, maar ook afzonderlijk de geschriften zelf, die van betekenis geweest zijn in hun tijd of dat nog zijn. Verder de letterkundige stromingen, zoals die in de loop der eeuwen optreden: ridderromans en mystiek, de abele spelen en sotternieën, rederijkerskamers, Hervormingsliteratuur, Renaissance, dichtgenootschappen, de Patriottentijd, de Romantiek, de Beweging van '80, enz. Aandacht is geschonken aan de volksboeken en de liedboekjes, evenzeer als aan de grote mannen uit onze geschiedenis, die schrijvers en dichters aanleiding gaven tot verheerlijking of felle bestrijding; de figuur van Prins Willem in onze letteren, Jan de Witt bij onze schrijvers, en zo velen meer. Men vindt er het voornaamste over de Muiderkring zowel als over de Dordtse school, over de Arcadia's, over de Vrijheidspoëzie en over de Citadelpoëzie.
Het verloop van de Vlaamse Beweging, de Taal- en Letterkundige congressen, de Muzenalmanakken en al wat daarbij hoort, geen enkel onderwerp mocht ontbreken, dat in zijn tijd zin en invloed had of nog heeft.
Zo is het mijn bedoeling geweest, om een werk samen te stellen, dat de aandachtige lezers van boek, tijdschrift en krant de nadere inlichting geeft, die ze verlangen, een boek echter ook dat bij de studie van de letteren van groot gemak kan zijn.
De overstelpende rijkdom maakte de keuze niet altijd licht.
Voor welwillende opmerkingen en aanvullingen zal ik zeer erkentelijk zijn.
Wassenaar, Najaar 1941.