benoemd tot professor in de theologie te Warmond. In die betrekking onderscheidde hij zich door eene grondige kennis der schriftuur, duidelijke voordragt en vooral door een onbegrensden ijver tot bevordering van de theologische studien, terwijl hij zich door zijnen minzamen omgang den vriend zijner ambtgenooten en leerlingen wist te maken. Ten einde de theologische studien met meer vrucht beoefend zouden kunnen worden, stichtte hij in 1815 met zijne vrienden van Bommel en van Niel het klein seminarie van Hageveld, hetwelk weldra vele verdienstelijke jongelingen voor alle standen der maatschappij, maar vooral voor de theologie vormde. In de behoefte naar een geschikt lokaal voor het groot seminarie had men tot in 1822 niet kunnen voorzien, toen de ijverige van Wijkerslooth met de hulp zijner geachte collega's, de handen aan het werk sloeg en voornamelijk door de bijdragen zijner familie bijgestaan, er in mogt slagen een gebouw daar te stellen, dat de katholieken van Holland eere aandeed.
Toen verschillende omstandigheden het klein seminarie van Hageveld, waarvoor hij met zijne vrienden zooveel had opgeofferd, deden sluiten en het groot seminarie als het ware ontvolkte, was hij steeds ijverig in de bres om voor de belangen der katholieken te spreken, en jaren lang was hij een der ijverigste bepleiters van vrijheid van godsdienstonderwijs.
In 1831 vestigde hij zijne aandacht op het onderwijs, dat de r.k. jongelieden uit den fatsoenlijken stand hier te lande meestal buitenslands genieten, en bij stichtte het instituut te Katwijk, waarbij bij eene godsdienstige en nationale opvoeding een deugdelijk onderwijs werd gegeven en waaruit reeds vele bekwame jongelieden in verschillende standen der maatschappij eene eervolle plaats bekleeden.
Nadat sedert jaren de katholieken hier te lande het voorregt moesten missen, om niet alleen hunne gewone kerkelijke hierarchie te hebben, maar zelfs om hunne geestelijke op hun eigen bodem tot den priesterstand te wijden, zoodat hunne jonge geestelijken naar buiten'slands moesten reizen, om er de H. wijdingen te ontvangen, begreep Z.H., dat zoo al de kerkelijke hierarchie niet kon worden ingevoerd, er ten minste iemand met het bisschoppelijk karakter moest worden bekleed, en de keuze van Z.H. viel op Wijckerslooth, die in 1832 benoemd werd tot bisschop van Curium. Men weet hoe ijverig hij was, om in de betrekking van bisschop niet alleen de Hollandsche zending, maar in geheel Nederland, de katholieken van dienst te zijn.
In 1840 bezocht hij de graven der apostelen te Rome en werd bij die gelegenheid benoemd tot huis-prelaat van Z.H. en adsistent bij den pauselijken troon.
In datzelfde jaar werd hij benoemd tot kommandeur der orde van den Ned. Leeuw en in 1847 tot kommandeur van