[Boudewijn de Witte]
WITTE (Boudewijn de), zoon van Jacob de Witte bailjuw van Goes en van Elisabeth van der Myle, werd in het laatst der 16de eeuw te Goes geboren. Na verschillende ambten in en van wege Zeeland bekleed te hebben, werd hij in 1625 secretaris der staten, in plaats van Johan Boreel, en volgde in 1630 dezen staatsman als pensionaris op. Hij diende den lande, was eerlijk en naarstig, nam het ambt van vertegenwoordiger van den eersten edele waar, toen de lastbrief van Manmaker als vervallen werd beschouwd, en is den 23sten Maart 1641 op zijn verzoek ontslagen, met behoud van tractement en vrijlating om de vergaderingen bij te wonen, hetgeen hij ook deed. Hooft noemt hem ‘een bekwaam persoon, maar geneigd tot het maken van goeden cier’
Zie de la Rue, Staatk. Zeel.; Scheltema, Staatk. Nederl.; Hooft, Brieven, No. 230; Lijst der Gecomm. Raden en Ministers, bl. 27, 31; Kobus en de Rivecourt.