pad te bewandelen tusschen het Grieksche en Fransche treurspel in gelegen’ Siegenbeek noemde hem ‘den prins der treurspeldichters.’ Hij wilde, schoon hij er niet in slaagde, het tooneel hervormen. Indertijd werden zijne stukken met voldoening opgevoerd. Hij opende zijn tooneelarbeid met de vertaling van Hector, een treurspel van den Franschen dichter Luce de Lanceval, hetwelk gevolgd werd door een oorspronkelijk stuk Polydorus getiteld, waarin hij den toestand van ons Vaderland onder Fransch bestuur op het oog had, met geestdrift werd de opvoering na de omwenteling van 1813 toegejuichd. Op Polydorus volgde Adel en Mathilda, dat 7-maal achtereen werd opgevoerd. Niet minder goedkeuring droegen zijn Alistus en Ceon weg, de Dood van Karel kroonprins van Spanje, Armand van Egmond, hertog van Gelder en De inspraak van het Bloed, een vrije navolging van de Laurenzo en Orzano, van den Franschen dichter G. Le Gravé.
Reeds voor dat Wiselius zich als een verdienstelijk treurspeldichter had leeren kennen, was hij tot lid en secretaris der 2de klasse van het kon. Ned. instituut verkozen. Ook was hij ridder van de orde van den Nederl. Leeuw en lid van meest alle letterkundige vereenigingen in Belgie en Nederland. In 1813 verloor hij zijne vrouw, hem 5 zonen en 5 dochteren nalatende, van welke het jongste kind slechts tien maanden telde. Hij zelf overleed den 15den Mei 1845. Zijne rijke bibliotheek werd den 22sten October en vervolgens te Amsterdam door F. Muller verkocht.
Hij gaf in het licht:
De sleutels van Vlissingen aan Buonaparte. 1803.
Nieuw Liederboekje door W. gezamenlijk met Bilderdijk en zijne vrouw uitgegeven. Amst. 1813, 1ste en 2de dr.
Brief in dichtmatig iets aan J.F. Halmers, bij de uitgave van het eerste deel zijner gedichten. Amst. 1810.
Berymde vertaling van Jesaia. H. XIV. 1813.
Hulde aan mijn echtgenoote S. le Poole.
Vier losse dichtstukjes.
De roem in 2 zangen. Amst. 1814 8o.
Polydorus treurspel. Amst. 1814.
Berymde vertaling van den lierzang van Habakuk, zijnde het 3de Hoofdstuk. Amst. 1815.
De slag van Algiers, dichtstuk. Amst. 1816.
Adhel en Mathilda, treursp., 2de dr. Amst. 1817.
Mengel- en Tooneelpoëzy. Amst. 1822, 5 dn.
De Sadduceen van Mr. J. da Costa, getoest aan de zedelijkheid, geschiedenis en bybel. Amst. 1824.
Nog een blik op de Sadduceen van Mr. J. da Costa. Amst. 1825.
Over de tooneelspelkunst en het regelmatig en beschaafd schouwtooneel. Amst. 1826.
Welmeenende toespraak aan jeugdige dichters. Amst. 1826.