[Deitze Wingia]
WINGIA (Deitze), in 1557 schepen en ten tijde der beroerten secretaris van Leeuwarden, in welke laatste hoedanigheid hij een treffende aanspraak hield aan de schutters dier stad. Hij teekende het verbond der edelen, Alva liet hem dagvaarde, bande hem en tastte zijn goed aan. Hij vond in Oost-Friesland eene schuilplaats.
F. van Inthiema zond zijne Querelae Hollandiae ad Gulielmum Comitem de Marca met een Lat. puntdicht in 1575 aan hem.
Zie Winsemius, Hist. lib. I, p. 90, 114; Charterb. v. Friesl., D. III. bl. 453; te Water, Verb. d. Edel., D. II. bl. 54, 59, D. III. bl. 380.