[J. Wilson]
WILSON (J.), den 26 December 1792 te Breda geboren, trad in 1808 als chirurgien sous-aide-elève in dienst en in 1811 in Franschen dienst als officier van gezondheid 3de klasse bij het 9de reg. art. te Douay en maakte met dat regiment deel van het leger aan de Elbe. In 1812 nam hij deel aan den Russischen veldtogt en maakte gevolgelijk den terugtogt mede over de Beresine. In 1813 nam hij deel aan de veldtogten in Duitschland, o.a. aan dien bij Leipzig, waar hij den baron Larry behulpzaam was bij het amputeren van het been van den generaal Latour Moubourg. In 1814 was hij als chirurgien aide-major bij de ambulance van het Fransche hoofdkwartier. In dat zelfde jaar trad hij als officier van gezondheid 3de klasse in dienst van zijn Vaderland. In 1815 kweet hij zich in den veldslag van Waterloo zóó van zijn pligt dat de koning hem tot ridder van den Nederl. Leeuw benoemde. In 1819 werd hij, na afgelegd examen, officier van gezondheid 2de klasse. In dien rang was hij werkzaam bij het regiment husaren no. 6, bij 's rijks instructie-hospitaal te Leuven, bij het hospitaal in 's rijks gevangenhuis te Gend, van 26 Oct. 1830 tot het begin van 1831 bij de ambulance van het hoofdkwartier. Hij vergezelde den 16den Nov. 1830 als chef van den geneeskundigen dienst de mobile colonne van den hertog van Saxen-Weimar naar Maastricht. In April 1831 werd hij