neming der Latijnsche kerkgebruiken, ijverde op de synode van Whitby (664), in naam van Agilbertus, bisschop van Winchester, zeer sterk voor de viering van het Paaschfeest. Volgens Roomsch-Katholieke wijze, ontving bij in het volgende jaar in Frankrijk de wijding tot bisschop en had in 670 aan koning Alcfrid het bisdom van York in Northumberland te danken. Zijn voorliefde voor de Roomsche kerk, zijn trotsch, heerschzuchtig karakter, de vorstelijke pracht, die hij ten toon spreidden (hij liet zich o.a. uit gouden schotels opdisschen), was den Ierschen geestelijken hoogst onaangenaam, en
berokkende hem zoo zeer den haat van Aclfrid's opvolger Egfrid, inzonderheid van diens gemalin Irminburg, dat hij van het bisdom ontzet werd in 677. Voor erger beducht, trok hij andermaal naar Rome, doch een felle Westewind dreef hem op de kusten van Friesland, en dit voorval stelde hem in de gelegenheid aldaar een der eerste geloofspredikers te worden. Adgillus, door Clotarius II, tot koning van Friesland verheven, ontving hem zeer welwillend, hoezeer Ebroïn, grootmeester van Theoderik, koning van Neustrie, zijn invloed poogde te verminderen. Hij zond 2 gezanten naar den Franschen koning om dezen over te halen den in Engeland gehaten bisschop te dooden of over te leveren. Doch vruchteloos: op een gastmaal ter eere der gezanten las Adgillus den brief van Ebroïn overluid voor, wierp dien in het vuur en zeide: ‘moge God het rijk der trouweloozen verdelgen en zij eveneens varen als dezen brief. Aan Wilfrid verleende hij vrijheid het Evangelie te verkondigen. Deze maakte met ijver van deze vergunning gebruik, bleef den ganschen winter over, en na voorloopig onderwijs werden prinsen van 't koninklijk geslacht, vele aanzienlijken en duizenden van 't volk gedoopt. Waar de eigenlijke werkkring van Wilfrid in Friesland geweest is, is twijfelachtig; daar de Friesche koningin te Utrecht, Medemblik of Staveren hun verblijf hielden. Wijl Friesland het doel zijner reis niet was, hij zich daar slechts kort ophield en zijn leer niet onafhankelijk was van vreemden (Franschen) invloed, had zij geen gunstiger invloed dan de prediking, vroeger door Eligius gedaan. Wel heeft hij in 678 bij Dagobert II van Austrasië sterk aangedrongen om het Christendom van Friesland in zijne bescherming te
nemen en zich daartoe te bedienen van Adgillus; maar Dagobert stierf reeds het volgend jaar. Wilfrid had verder een onrustigen levensloop, waarvan de bijzonderheden buiten ous bestek liggen. Door Rome begunstigd, in Engeland beurtelings erkend, verjaagd en hersteld. Wijdde hij later (692) zijn zorg aan de West-Saksen. Hij overleed den 24sten April 709, 65 jaren oud. Men schrijft hem toe:
De catholico celebrandi paschatis ritu. De regulis monachorum. De actis et decretis Streneshaliensis Concilii de Cle-