leeraarambt met een Or. de auctoritate philosophiae in beata vita comparanda. Hij overleed ongehuwd den 20sten Febr. 1784.
Behalve de genoemde oraties gaf hij nog in het licht:
De Hylosoismo et Leibnitianismo. Gron. 1758.
De Solis et umbrae stili retrogradatione, singulis aliquando diebus, in quibusdam terrae locis, conspicua. Gron. 1766.
Diss. in qua disquiritur, num praeter mentem humanam, alii excitant spiritus finiti, corporibusque naturaliter sint vestiti.
Ook gaf hij in 1767 in het licht het Compendium phil. pract. van Engelhard en in 1761 een herdruk van diens Institut. Metaphysicae. Later verscheen F.A. Wiggeri Exercitation. Acad. fasciculus. Gron. 1771. Bij de overdragt van het rectoraat, sprak hij in 1779 de praecipuis in consequendo erruditione solidiore impedimentis philosophiae studio superandis.
Zie Programmata inaug. van 1768 en 1773 het Progr. funebr.; Muntinghe, p. 119, Gron. Gedenkb., bl. 90, 91.