[Henricus Weytingh]
WEYTINGH (Henricus), in 1767 te Groningen geboren, ontving zijne eerste opleiding aan het gymnasium aldaar en werd er in 1781 student. Hij beoefende de oude talen onder Ruardi en openbaarde reeds vroeg aanleg tot de Latijnsche dichtkunst, waarvan een proeve voorkomt achter de Dissertatio de formula baptismi van Heringa. In 1786 werd hij praeceptor aan de Latijnsche school te Deventer en aanvaardde dezen post met een Latijnsch dichtstuk. In 1791 werd hij rector te Bommel, in 1800 te Kampen, en aanvaardde aldaar zijn post met eene Or. de praecipuis artium et doctrinarum saeculo proxime elapso incrementis. Vier en dertig jaar bekleedde hij deze betrekking en overleed den 23 April 1834 in den ouderdom van 67 jaren.
In 1830 en 1831 gaf hij twee ebegien de tumultu Belgico en in victoriam de Belgis reportatam in het licht.
In 1806 gaf hij van Kootens onuitgegeven werk Incerti auctoris (vulgo Pindari Thebani) Epitome Iliad. Hom., waarbij hij de aanteekeningen van van Kooten met de zijne vergeleek uit. Talrijk zijn zijne geschriften ten behoeve der gymnasien, waardoor hij in menigte behoefte voorzag en aan het onderwijs uitstekende diensten bewees. Onder deze munt uit zijne Historia Graecorum et Romanorum, waarvan de Hoornsche rector Abbing een 3de uitgaaf bezorgde.
Zie Konst- en Letterb., 1834, D. I. bl. 226; Aanh. op Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt.