Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 20

[Johannes Wesselius]

WESSELIUS (Johannes), zoon van Johannes Wesselius, eerst rector der Latijnsche school te Emden, later te Leiden, werd den 28sten October 1671 in de eerstgemelde stad geboren. Na te Groningen gestudeerd te hebben, werd hij in 1692 predikant te Akkrum en Terhorne, twee jaren later te St. Jacobi parochie op het Bild, werd in 1699 te Leiden theol. dr. en verwisselde tevens zijn standplaats met Purmerend. Van daar begaf hij zich naar Rotterdam, waar hij den 28sten Julij 1705 bevestigd werd. Hij was aldaar zeer gezien en werd er tot boogleeraar in de kerkelijke geschiedenis en godgeleerdheid benoemd, welke betrekking hij den 3den Januarij 1711 met eene Oratio de laudibus Pauli Apostoli aanvaardde. Weldra werd hem een ruimeren werkkring geopend, daar curatoren der Leidsche hoogeschool hem het hoogleeraarambt in de godgeleerdheid aanboden. Den 7den Maart 1712 aanvaardde

hij zijne bediening met eene Oratio de titulo crucis Domini. In 1738 werd hem ook het onderwijs in de gewijde welsprekendheid opgedragen, welke betrekking hij aanvaardde met eene Oratio de prudente simplicitate in oratore sacro requisita. Den 2den December 1742 genoot hij het voorregt gedachtenis te vieren van zijn 50 jarige evangeliedienst met eene Leerrede over Psalm LXXI:17, 18. (Leiden 1743). Hij overleed den 16den Januarij 1745.

De akademische senaat gaf hem deze getuigenis:

‘Vir fuit eximius, doctrina, probitate, placidissimis moribus et prudentia insignis amplissimique huius Ordinis decus egregium.

Hij was tweemaal gehuwd 1. met Adriana van Ruytenburgh; 2. met Margaretha Agatha van Hogendorp. Zijn afbeelding bestaat in de bekende verzameling van van der Aa naar J.M. Quinkhard, door J. Houbraken gegraveerd, met een Latijnsch vers van A. van Royen en een Nederduitsch van Henricus Snakenburg.

Behalve de boven gemelde oraties en eenige twistschriften met den Harderwijkschen hoogleeraar D.S. Cremer, gaf hij in het licht:

Purmerendse en Rotterdamse kerkredenen, 2e druk. Rott. 1712. 8^o.

Uitgestrektheid van Christus prediking. Rott. 1705. 8^o.

Intree reden over de apostel Paulus. Rott. 1711. 4^o.

Intree reden over het krayen des Heeren. Rott. 1712. 4^o.

Gezigte van de Macedonise Man. Rott. 1712. 8^o.

Lijkreden op professor Joh. a March. Leyden 4^o.

Redevoering over de voorsigtige eenvoudigheid van een heilige redenaar. 4^o.

Over 't feest der Loofhutten onder het N.T. te Jeruzalem van alle Heydenen te vieren. 4^o.

Over de Bewaaring van 't Joodsche door Mannekes vertaald. Leyden 1741. 4^o.

Jubeljaar Predikaatsie over Psalm LXXI:17 en 18, den 2den December 1741 met het portret in 4^o. Leyden 1745. 2e dr.

Verklaring van Paulus Brief aan de Galaten.

Verhandeling over uitgezochte plaatsen des O. en N. Testaments.

Nestorianismus. Rott. 1727.

De admiranda gentis Judaeorum ubique dispersae in hanc usque diem conservatione. L.B. 1728.

De festo tabernaculorum, sub Novo Testamento; Hiero solymae, ab omnibus gentibus celebrando. L.B. 1740.

Dissertationes Academicae. L.B. 1734.

Zie Te Water, Narratio, p. 213, 204; C. de Feyster, in Dedicat. ac pracfatione commentario P.W. in epist. Pauti ad Galatas; Lijkrede van J. van den Honert; Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hoogeschool, D. I. bl. 292, Toev. en Bijl. 172 verv.;

Harderwijk, Naaml. d. Pred. te Rotterdam bl. 60; Pauw en Veeris, Kerk. Alphab., bl. 227; Glasius, Godgel. Nederl., N. Gel. Europa, XI. 613; H.J. Royaerds, XV. 800, Iets over den leerstelligen twist tusschen de hoogleeraren B.S. Cremer en J. Wesselius in Kist en Royaards, Kerk. Arch., D. VII. bl. 419; Ypey, System. Godgel.; Kerk. Gesch. der 18de eeuw; Bouman, Gesch. der Geld. Hooges., D. II. bl. 418; Schotel, Leidsche Hooges.; Abcoude, Naamr., bl. 405; Vervolg bl. 235; Kobus en de Rivecourt; Muller, Catal. v. portretten; Rogge, Bibl. der Contraren, bl. 141.