[Jan van der Werve]
WERVE (Jan van der), heer van Hovorst en ridder, afstammeling van een deftig geslacht te Antwerpen, dat daar van de 13de eeuw af tot op onzen tijd toe aanzienlijke betrekkingen heeft bekleed. Hij had tot echtgenoot Margaretha van Baexem en bekleedde in 1533, 1535, 1538 enz. het ambt van schepen, en zelfs in 1570 vindt men hem onder het schependom gerekend. Hij was een der talrijke personen, die op den 4den November van dit jaar in de Spaansche furie, dat is, toen de muitende Spaansche soldaten te Antwerpen alle slag van moedwilligheid en wreedheid bedreven, omkwam. Zijn zoon Jan IV, was ridder, heer van Hovorst, gouverneur van Decaze en lid van den raad van oorlog; hij stierf den 6den November 1622. Hij trad in het huwelijk met 1. Josina Lomellini, eeredame van de infante Isabella. Zij was uit een der 28 adellijke familien van Genua, welke aan die republiek Dogen en andere adellijke magistraten had geleverd; 2. met Anne van Mansdale, dochter van Rombout, heer van Tenstoute, Oosterlandt, Dilbeeck enz. Aan Van de Werve (de vader), komt de eere toe het eerst te velde te zijn getrokken tegen het gebruik der talrijke bastaardwoorden die in zijn tijd de taal ten eenemaal ontaarden en ontsierden, en daarvan sedert de Bourgondische regering, doch vooral sedert de wedergeboorte der oude letteren was geslopen. Zulks deed hij in:
Den schat der Duytsche talen: een seer profijtelijc boeck voir alle degene die de Latynsche sprake en meer andere niet en cennen, ende byzondere die het recht hanteren. De oudste mij bekende druk is van 1559, doch in de goedkeuring, waarmede deze is voorzien, wordt gezegd: Dit Boeck is anderwerf verbetert ende vermeerdert. Andere drukken verschenen te Antwerpen in 1567, 1577, Amst. 1564, 1601, Delft 1605, 1608, Hoorn 1623.
Zie Serrure, Vaderl. museum, D. II. bl. 105 vgg.