[Jan Baptista Weenix]
WEENIX (Jan Baptista), zoon van den bouwmeester Jan Weenix, werd in 1621 te Amsterdam geboren, verloor vroeg zijn vader, en werd, na het onderwijs van den Utrechtschen schilder Abraham Bloemaart genoten te hebben, nog twee jaren leerling van Nicolaas Moyart. Onder leiding van die bekwame meesters, teekende hij in de omstreken van Utrecht naar de natuur, landschappen, gebouwen, bouwvallen enz. die hij later bij zijne ordonnantien gebruikte. Vier jaren na zijn huwelijk met de dochter van Gilles de Hondekoeter (1642) begaf hij zich naar Italie met belofte aan zijne vrouw en verdere verwanten, (die zich tegen deze reis verzet hadden) dat hij binnen vier maanden zou terugkeeren, doch deze maanden werden zooveel jaren, want hij vond te Rome vele onschatbare voorwerpen voor zijne studie en onder de aanzienlijken en liefhebbers veel begunstigers. Onder vele genoot hij de gunst van den kardinaal Pamphile, die hem veel werk bezorgde. Op aanhouden zijner naastbestaanden verliet hij eindelijk Rome, met belofte aan den kardinaal spoedig met zijne echtgenoote te zullen wederkeeren. Hij keerde naar Utrecht terug, woonde in 1647 te Amsterdam en koos vervolgens twee uren boven de eerstgemelde stad het oud-adelijk huis ter Mey tot woning, waar hij in 1660 overleed, bij zijne weduwe Justina Hondekoeter twee zonen nalatende. Weinige meesters muntten gelijk hij in zooveel onderscheidene kunstvakken uit. Hij schilderde historien, landschappen, zeehavens, portretten, doode- en levende vogels en ander gedierte. Hij zou wel eens drie portretten op eenen dag hebben geschilderd. ‘Zijn koloriet’, meldt Immerzeel, was warm en aangenaam, zijn penseeltoets vrij en geestig; hij wist groote verscheidenheid in zijne ordonnanties te brengen,