Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 20
(1877)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 75]
| |
Petrus meldde zich in 1609 bij de classis van Z.H. aan, ‘met aanbod om haar te dienen.’ Eerst in 1612 werd hij predikant te Poortugal en Hoogvliet. Toen de staten de kerkenordening van 1591, benevens ‘al de besluiten tot onderhouding van de eenigheid en vrede der kerk’ staatsgewijzen genomen tegen het einde van 1615 poogden in te voeren, was Wassenburgh een van hen, die zich aan dezelve weigerden te onderwerpen. Hierop kwamen eenige predikanten, die de Remonstrantsche partij waren toegedaan, te Poortugal, om Wassenburgh en zijn kerkeraad eene missive, door de staten van Holland en West-Vriesland aan hunne classis gezonden voor te lezen en af te vragen: ‘of zij aen de HH. staten en derzelver resolutien wilden gehoorsaem zijn of niet? Indien niet, dat zij haer dan souden hebben te wachten van schade, ende dat de schouten, die de voornoemde resolutien van het raethuys ende andere openbare plaetsen niet en hadden doen publiceren, wel hadden toe te sien, wat haer daer over souden wedervaren.’ Wassenburgh antwoordde, ‘dat hij, wijl de missive der HH. staten hem maar ter loops was medegedeeld, daerop, zonder beraed, geen antwoord konde geven. Indien hem een afschrift werd gegeven, zou hij zooveel doen als het woord des heeren ende der goede conferentie zoude kunnen lijden.’ Het begeerde afschrift zond men hem den 5den Junij daaraanvolgenden toe, met verzoek van tegen den eersten Maandag in Julij antwoord te mogen hebben op deze twee vragen ‘of zij geresolveerd waren haer nae die resolutien sig te resoleren, ende op den classe te compareren.’ Wassenburgh's antwoord was: ‘dat men de resolutien niet konde gehoorsaemen, en, wat het tweede betrof, dat hun zulks in de missive niet werd belast.’ Kort daarna werd er te Poortugal, ten overstaan van den ruwaard van Putten, eene bijeenkomst, tusschen hem en zijn kerkeraad, Adriaan Symonsen en Caspar Casparius, predikanten te Charlois en Pernis, door de classis gedeputeerd, gehouden. Ook dezo en andere pogingen waren te vergeefs, en eindelijk liep de zaak, toen prins Maurits meer en meer tot de partij der contra-remonstranten neigde, te niet. Na de afzetting van Samuel Naeranus, in 1619 werd Wassenburgh te Amersfoort beroepen, en vervolgens voor eenigen tijd aan Utrecht ter leen afgestaan en in 1629 te Dordrecht beroepen. Hij overleed den 7den April 1655, na 25 jaren binnen Dordrecht het predikambt bekleed te hebben. J. van Someren en Margaretha Godewyck hieven bij deze gelegenheid lijkzangen aan. Zijn zoon Polytes komt in 1661 en 1662 onder de diakenen te Dordrecht voor. Hij schreef: Donckeren Spiegel waartegen Adriaen Symonsz. predikant te Charlois in het licht gaf: | |
[pagina 76]
| |
Een spongie tot verlichtinghe van den Donckeren Spiegel van Petrus Wassenburgh, Predicant tot Portugael, daer in dat oogen-schynelycken ontdect worden de menighvuldighe ontrouwigheden ende onwaerheden die hy in syn schrift heeft begaen. 4o. Ghedruct by Philips Philipsz. Anno 1618. Dans-feest der dochteren te Silo, wt den woorde Gods, de oudt-vaders, de Heydensche autheuren met syn behoorlycke sance opgedischt. Tot Dordrecht voor Francois Boels, Boekverkooper, wonende by 't Stadthuys in de gekroonde Duif. Anno 1641. 12o. Met gedichten van Caspar Carpentarius, Daniel Joncktys en N. Carpentier. Ja ende Neen der Remonstranten, by haer zelfs in de Haechsche conferentie ghestelt, waer in zij haer zelven directelyck teganspreken. Getrouwelyck getrocken uyt de Haegsche conferentie, door P.W. (omstreeks 1612) in plano. Antwoort op een lasterschrift door Adr. Symons en R. Bormans wtgheg. gheint. copie van een schrift, vervatende zekere antwoort van P.W. Door Petrus Wassenburgh. 1617. Spieghel, waerinne wert aengewesen hoe de geref. leeraers van Adr. Symontzen bezwaert werden. Abcoude schrijft hem toe: ‘Tegen Adr. Simons den Haerlemse Arminiaen.’ Duytsche Florus. 8o. met pl. Duytsche oerlogen van 1517-1647. 8o. Geestelyke Schepvaart. 8o.
Zie Schotel, Kerk. Dordr., D. II. bl. 375 vgg.; Glasius, Godgel. Ned., Bibl. v. Theol. Letterk., D. VIII. St. II. bl. 786; Trigland, Kerk. Gesch., bl. 819-821, 762, 763; van Bemmel, Beschrijv. v. Amersf., bl. 154; Rogge, Bibl. v. Rem. geschriften, bl. 76, 77; Soermans, bl. 87; van Someren, Uitsp. der vernuften, bl. 166, 167; Abcoude, Aanh., bl. 232. |
|