Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 20

[Nicolaes Jansz. van Wassenaar]

WASSENAAR (Nicolaes Jansz. van), zoon van den predikant Jan Claesz. of Johannes Nicolai à Wassenaer, den vierden hervormden leeraar te Amsterdam, en aldaar (volgens anderen) te Heusden. Na de wederkomst van Jacobus Arminius uit Genève, waar hij op staten kosten gestudeerd had, genoot Nicolaes van Wassenaer dit voorregt. Later werd hij conrector te Haarlem (1621) en vervaardigde een Grieksch gedicht op de belegering dier stad door den Spanjaard. Leid. 1605. Van Haarlem ging hij naar Amsterdam, waar hij als arts praktiseerde. Hij beoefende de geschiedenis en gaf in het licht:

Een Turksche Cronyk of Gedenkwaardige geschiedenissen van

het jaar 1395-1629 m. pl. Amst. 1623. fol., alsmede eene geschiedenis van zijn tijd, bekend bij den naam van Historisch Verhaal van de meest gedenkwaardige gebeurtenissen, van jaar tot jaar in zijn leeftijd, in de wereld voorgevallen van 1622-1630. 5 d. 4^o. Waarschijnlijk is hij in dit jaar gestorven. Barend Lampe, mede een Amsterdamsch geneesheer, heeft dit werk vervolgd. Het geheel bestaat uit 20 boekdeelen.

Ook gaf hij in het licht:

Artem medicam ofte Geneeskunst van Rembertus Dodonaeus, van Sebastiaen Egbertszen verrijkt ende van hem met aenteyckeningen vermeerdert. Amst. 1624.

Zie Pars, Naaml., bl. 95, 266; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 701; Kok; Verwoert; Coupé, Soir. Littér., T. XIX. p. 129; Hoeufft, Parn. Lat. Belg., p. 109; Wagenaar, Beschrijv. v. Amsterd., St. III. p. 252; Kobus en de Rivecourt; Ampzing, Beschrijv. v. Haarlem, bl. 125; Schied. Alm., 1850, bl. 16; De Wind, Bibl. v. Ned. Geschieds., bl. 352; Biogr. Univ. Nav., D. IV. bl. 30, 316, Bijbl., 1855, LIV. CXXXII.