[Jacobus Philippus van Medenbach Wakker]
WAKKER (Jacobus Philippus van Medenbach), zoon van mr. Antonie Wakker en C.H. van Medenbach, werd te Harderwijk geboren, oefende zich op de hoogeschool aldaar in de letteren en regten tot in 1769 en vervolgens te Leiden onder Ruhnkenius, wien hij in de opdragt van een zijner schriften een dankbare hulde toebragt. In 1772 werd hij conrector aan de Lat. school te Kampen, in 1776 te Groningen, en in 1777 rector te Zwolle, van waar hij in 1802 naar de kaap de Goede Hoop vertrok. Hij wordt geroemd als een vlijtig beoefenaar der oude letterkunde en Latijnsche dichtkunst. Zijne Amoenitates literariae (Traj. ad Rhen. 1770 8o.) zijn scherp gegispt in Klotzii Actis Lit., VI. 331. Hij gaf drie boeken zijner Carmina (Traj. ad Rhen. 1772-1773) in het licht.
Voorts verschenen van hem:
Elegia ad Magistratum Campensem cum conrectoris munus in scholis Campensibus auspicaretur. Campis 1776 4o.
Elegia publice dicta, cum Conrectoratum Campensem Groningauo mutaturus valediceret. Campis 1771 4o.
Elegia Zwollis recitata et senatui populoque Zwollano sacra 1779.
Zie Saxe, Onom., T. VIII. p. 379; Burman, ad Propert, Eleg. XVII. 73 p. 447; Wyttenbacchii, Vita Ruhnkenii p. 160, p. 198 ed. Bergmanni, id. Opuscula varii argumenti, p. 673; Bergman, Praef. ad Opuscula Ruhnk., p. 30, 63; Suppl., p. 1007; Hoeufft, Parn. Lat. Belg., p. 237; Peerlkamp, de Poët. Lat., 536; v. Kampen, Gesch. d. Ned. Lett., D. II. bl. 272; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. II. bl. 416; Kobus en de Rivecourt, Nova acta erud. 1770 Decemb., p. 343-346.