[Daniel Waeywel]
WAEYWEL (Daniel) werd den 2 Februarij 1654 te Middelburg geboren en verloor reeds vroegtijdig zijn vader. Bij zijn oom Daniel Waeywel, commissaris der wisselbank, een voornaam koopman, onder wiens opzigt hij kwam, zond hem naar de Latijnsche school om hem in de geneeskunde te laten studeeren. Doch er kwamen omstandigheden tusschen beide, die dit plan verijdelden en hem bewogen zijn neef naar Amsterdam te zenden om den koophandel te leeren. Later nam deze zelf den handel bij de hand, huwde, en daar de fortuin hem niet gunstig was, verliet hij Amsterdam, vestigde zich even buiten die stad en oefende zich in de wis- en landmeetkunde, waartoe de lust ontsproot, door het bijwonen der lessen, welke zijn zoon, later voor onderkoopman naar O.I. vertrokken, in die wetenschap ontving. Toen hij in de Amsterd. courant van 4 Nov. 1711 las dat twee geestelijke personen het lang gezochte vierkant des cirkels zouden gevonden hebben, wekte zulks zijn lust op om er ook naar te zoeken, totdat hij eindelijk den 15 Julij 1712 dacht het geheim ontdekt te hebben. Hij legde het bloot voor den Amsterdamschen burgemeester J. Trip die hen berichtte dat de staten-generaal daar eene praemie opgesteld hadden. Het werd aan die vergadering medegedeeld, die eene commissie benoemde tot nader onderzoek, op wier last het naar de hoogleeraren te Leiden werd gezonden. De inhoud van hun advies is hem, ook op herhaald bezoek, nimmer bekend geworden. In Julij 1815 gaven echter H. Coets, lector in de wiskunde te Leiden en N. Stampioen te Rotterdam twee gunstige verslagen omtrent de quadratura circuli van Waeywel. Dit had ten gevolge dat bij resolutie van de staten van 30 Mei 1716 hem ter belooning van zijn vlijt f 500 werden toegelegd. Hij gaf de gedachten over zijn ontwerp in 't licht onder den titel Demonstratie wegens de Quadratura circuli,
Amst. 1712 in 4o. Hiertegen werden in 4 stukjes van M. Soeten, D. Kruyck, J. de Graaf en P. Hellinwerf bedenkingen geopperd, die Waeywel in een uitveerig stukje wederlegde dat te Amsterdam in 1714 uitkwam.
Zie la Rue, Gel. Zeel.; Nav., D. II. bl. 250, D. III. bl. 264, Bijblad 1854, bl. IX; Kobus en de Rivecourt.