Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 19

[Hubertus Gregorius van Vrijhoff]

VRIJHOFF (Hubertus Gregorius van) werd den 16 December 1704 te Amsterdam geboren. Zijn vader was Jan Vrijhoff, voornaam koopman aldaar en zijne moeder Johanna Catharina Gijzeling. Hij vergezelde, twintig jaren oud, Philip d'Orville op zijn reis door Frankrijk, Italië en legde zich, na zijne terugkomst, toe op de regten en verwierf daarin het meesterschap, na het verdedigen eener Dissertatio Phil. Jur. ad l.b. § 5 de devisione rerum et qualitate l. 16 § 8. D. de poenis et l. 236 de verb. signif. Op voorspraak van d'Orville werd hij I.U. Prof. ord. te Harderwijk en aanvaardde dien post den 19^den Junij 1737 met eene or. de aequissima iuris antiqui permutatione. In 1738 Rect. Magnif. legde hij die waardigheid de 16 Junij 1739 neder met eene or. de crimine eorum qui crimine vacant. Den 4^den Ocs. 1743 tot denzelfden post te Amsterdam beroepen, aanvaardde hij dien met eene or. qua ostendi-

tur interiorem juris Romani notitiam in foro versaturis omnino esse necessariam. Amst. 1744, 4^o.

Hij bekleedde dien post tot de 15 April 1754, toen hij voor de ziekelijke zwaarmoedigheid bezweek, die van lieverlede zijn ligchaam had uitgeput.

Hij werd slechts 49 jaren en eenige maanden oud, en gaf als rechtsgeleerd Observationes Juris Civilis, Amst. 1747 8^o. in het licht.

Meer bekend is hij als dichter. In 1725 gaf hij te Leiden een kluchtspel getiteld: de gewaende dronkaert door liefde, gedr. voor de liefhebbers. Ook verscheen in dat jaar aldaar een verzameling zijner gedichten, die hij echter naderhand onderdrukt en voor billioen verklaard heeft. Philip Zweerts heeft er echter eenige van in de uitgave van Vrijhoffs Gedichten 1735, opgenomen. Als dichter heeft hij niet uitgemunt.

Zie Saxe, Onom. T. VI, p. 525; Ph. Zweerts, Voorr. voor de Gedichten van V.; de Vries, Gesch. d. Ned. Dichtk. D. III, bl. 138; Siegenbeek, Bekn. gesch. d. Ned. Letterk. bl. 250; Wits en Geijsbeek D. VI, bl. 429; P.d. Orville, Poëm. III, 267, Santenii Del, poët. Fasc V, van Lennep, Mem. p. 192, 249; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. D. II, bl. 143; Boekz. 1754, I, 474; J. Tideman, Bijdr. tot de Gesch. d. Akad. v. Harderwijk in L.G. Visschers Hist. Tijds. I, 60; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk.