van 72 stukken voor, waarmede hij zich dit jaar bij de vloot van den staat bevond. In het volgende jaar vervoegde hij zich wederom, het bevel voerende over datzelfde schip, bij de gemeenschappelijke vloot, weinige dagen na de overwinning van La Hogue, aan welken beroemden zeeslag het hem, door den tragen gang der uitrusting in Friesland, niet vergund werd, deel te nemen. Korten tijd daarna werd hij tot schout bij nacht bevorderd, in welke hoedanigheid hem in 1693 eerst het gebied over het eskader in de Noordzee en Duinkerken opgedragen werd en hij daarna bij de vloot diende. Het schijnt dat koning Willem goede gedachten koesterde omtrent den moed van den nieuwen schout bij nacht, daar hij hem in 1694 andermaal tot opperbevelhebber van het eskader in de Noordzee benoemde.
Met Jan Bart in gevecht geraakt, verdedigde hij mannelijk de Nederlandsche vlag, doch ten koste van zijn leven.
Zie J.C. de Jonge, Gesch. v.h.N. Zeew. D. IV a bl. 487-480.